Categoriearchief: Alle berichten

Als je je schaamt om niet onbeschaamd te zijn

http://www.rembrandtpainting.net/rmbrndt_1636-1654/1636-54_images/susanna.jpgDe vorige keer had ik het over het jarenlang populaire onderscheid tussen schaamteculturen (het klassieke Griekenland en Rome) en schuldculturen (het christendom en de moderne samenleving). Bernard Williams heeft in 1993 overtuigend laten zien dat dat onderscheid op zand gebouwd is. Of liever gezegd, op onuitgesproken waardeoordelen (schaamteculturen zijn oppervlakkiger en kennen geen echt moreel besef) die ook nog eens ongefundeerd zijn: de helden van Homerus en Sophocles maken wel degelijk hun eigen morele keuzes en aanvaarden hun verantwoordelijkheid evengoed als de personages van Shakespeare en Dostojevski.

Hoe staat het met de verwante gedachte dat het in het christendom niet meer om schaamte voor anderen, maar puur om persoonlijke schuld tegenover God gaat? En dat we sinds de opkomst van het christendom in feite in een typische schuldcultuur leven? Ook die theorie kan op het eerste gezicht plausibel lijken, maar is moeilijk te verdedigen. In de eerste plaats omdat we elke dag worden geconfronteerd met allerlei moderne schaamte- en schanderituelen: Jon Ronson heeft daarover net So You’ve Been Publicly Shamed geschreven. In de tweede plaats omdat ook het christendom zelf op geen enkel moment in zijn lange geschiedenis een pure schuldcultuur is geweest.

Lof van de schaamte

Achilles en Patroklos

De Griekse en Romeinse beschaving waren typische schaamteculturen, schreef E.R. Dodds in 1951, het christendom zette de toon voor een schuldcultuur. In een schaamtecultuur draait het handelen om eergevoel, reputatie en het beeld dat anderen van je hebben. In een schuldcultuur gaat het om geweten, om een verinnerlijkt besef van zondigheid en om het afleggen van persoonlijke verantwoording. Het onderscheid bleef dominant tot ver in de jaren negentig, toen ik het aan de universiteit moest leren.

Dat dat onderscheid zoveel weerklank vond was niet alleen omdat het een lekker duidelijke scheidslijn trok tussen twee tradities. Achteraf gezien sloot het verhaal van schaamte en schuld ook goed aan bij de onuitgesproken Kantiaanse vooronderstellingen van veel moderne wetenschappers: het idee dat schaamtegevoelens overheersen in een meer primitieve fase van de morele ontwikkeling, als je nog geen benul van goed, kwaad en verantwoordelijkheid hebt en alleen bezorgd bent om ‘hoe anderen je zien’ (vaak genoemd voorbeeld: de held Ajax, die voor zijn strijdmakkers een pleefiguur slaat en er dan meteen maar een eind aan maakt).

Griekse slaven, bootvluchtelingen van de oudheid

Dat de oude Grieken zich niet bekommerden om het lot van slaven en wij moderne mensen wel, in elk geval sinds de negentiende eeuw, laat volgens sommige moderne moraalfilosofen mooi zien hoeveel morele vooruitgang we in de tussentijd hebben geboekt. Er is van veel kanten kritiek gekomen op dat simplistische en nogal zelfingenomen plaatje, maar de felste aanval was misschien wel in Bernard Williams’ briljante Shame and Necessity (1993), dat ik in mijn studietijd las en de afgelopen dagen weer eens heb opengeslagen.

Williams maakt gehakt van de theorie dat de Grieken geen ontwikkeld moreel besef zouden hebben gehad of dat een gevoel voor verantwoordelijkheid pas later zou zijn uitgevonden. Wat de slavernij betreft: in de ogen van de meeste Grieken was ze een keiharde economische noodzaak. Daaruit volgde dat er nou eenmaal mensen moesten zijn (andere mensen, bij voorkeur barbaren) die als slaven dienden. Volgens Williams gold het vooral als een kwestie van pech, als jij toevallig zo iemand was.

Onder de boom (2)

(Vervolg van eergisteren)

Walter Eiland en Michael Jennings, Walter Benjamin: A Critical Life (2014). Een boek waar ik maar langzaam in vorder, omdat ik voortdurend het lezen onderbreek om er Benjamins essays en aantekeningen bij te pakken. Wie wel eens een van zijn teksten heeft gelezen – gecondenseerd, gedestilleerd en explosief als de brouwsels van een alchemist – weet dat zijn meest bepalende stijlprincipe altijd is geweest om consequent het woord ‘ik’ te vermijden. Met onpersoonlijkheid heeft dat niets te maken, eerder met het tegenovergestelde. Benjamin had een hartgrondige hekel aan standaardfrasen van het type ‘naar mijn mening’, ‘wat mij betreft’ of ‘in mijn optiek’, waarmee schrijvers hun stukken tooien om te doen alsof ze zichzelf kunnen relativeren, alsof ze bescheiden en voorzichtig genoeg zijn om te beseffen dat hun waarheid maar één mogelijke mening is. Benjamin was niet bescheiden en voorzichtig: hij stortte zich met hart en ziel in zijn werk. Bij hem was elke zin die hij schreef, of het nou ging over melancholie in de barok, over kinderspeelgoed of over prostitutie bij Baudelaire, doordrenkt van zijn persoonlijke gevoelens en zijn levenservaringen. Niet omdat hij streefde naar een soort van Hegeliaanse synthese tussen het objectieve en het subjectieve, maar omdat hij een oorspronkelijke ervaring probeerde te verwoorden waarin het kunstmatige onderscheid tussen die twee abstracties helemaal niet te maken viel.

Onder de boom (1)

Als het op thuis kerstmis vieren aankomt ben ik meestal het type van de tevreden meeroker, ergens tussen de zware gebruikers en de geheelonthouders in. Ik bedoel maar: van mij hoef je niet snel een uitnodiging voor een feestelijk kerstdiner te verwachten, maar de jouwe zal ik waarschijnlijk wel aannemen. Ik realiseer me dat die houding op veel mensen gemakzuchtig zal overkomen, maar het is vooral een strategie tegen de twee grote gevaren van deze donkere dagen: er te weinig aan doen en er te veel aan doen. Of misschien tegen de Scylla en de Charybdis die ik mijn hele leven al probeer te omzeilen: me buitengesloten voelen en me binnengesloten voelen. Hoe dan ook, ik zal geen boom aanslepen om die te versieren, maar ik ga er wel graag onder zitten om een aantal boeken van kaft tot kaft uit te lezen. Vandaag en morgen een paar boeken die ik de afgelopen week heb gelezen.

Hoe Mozes in een vrijheidsbeeld veranderde

Eind 2014 wordt Exodus van Ridley Scott verwacht en met Gods and Kings van Ang Lee lijkt er nóg een blockbuster over Mozes in de maak te zijn. Wat zal Hollywood deze keer doen met de legendarische Rode Zee-wandelaar? Een recente boektitel claimt dat hij niets meer of minder is dan America’s Prophet. De auteur, Bruce Feiler, ziet de hand van Mozes overal: van de Founding Fathers, die in 1776 op het zegel van hun nieuwe staat lieten afbeelden hoe het Egyptische leger in zee verdronk, tot verwijzingen naar het bijbelboek Exodus in slavenliederen als Go down, Moses en in toespraken van Martin Luther King, Clinton en Obama. In Feilers ronkende retoriek heeft Mozes’ verhaal “Amerika gemaakt tot wat het is. Hij is de voorvechter van de onderdrukten; hij is de oorspronkelijke voorstander van vrijheid en recht voor iedereen.”

Ho ho, kunnen de Amerikanen zomaar hun vlag in een bijbelse profeet prikken, zoals ze dat in de maanbodem hebben gedaan? En wat zou Mozes er zelf van hebben gevonden, als hij een paar van de Exodus-films uit de twintigste eeuw zou gaan zien (wat hij natuurlijk niet zou mogen, vanwege zijn eigen strenge beeldverbod)? Tien tegen één dat hij zijn stenen tafelen nóg een keer kapot zou smijten. Tussen de Mozes van de bijbel en de Mozes van Hollywood gaapt nou eenmaal een kloof die zo wijd is, dat de Joden er naast elkaar doorheen zouden kunnen wandelen.

Een verhaal met twee Kanten (2)

Lucien Goldmann

Lucien Goldmann

(Vervolg van gisteren) Lucien Goldmann (1913-1970) was een Franse marxist, socioloog en filosoof van Roemeense afkomst. Zijn dissertatie van net na de oorlog is uitgegeven als een inleiding tot Kant, maar het is bepaald geen ‘Kant voor Dummies’. In de eerste plaats omdat het boek al een zekere bekendheid met Kants filosofie veronderstelt. In de tweede plaats omdat Goldmann, zoals hij in zijn voorwoord aangeeft en zoals van een marxist te verwachten valt, de nadruk heeft gelegd “op die aspecten van zijn filosofie die vooruitwezen naar latere ontwikkelingen, in het bijzonder naar de Hegeliaanse dialektiek.” In de derde plaats omdat hij als socioloog Kants ideeën steeds begrijpt tegen de achtergrond van de tijd en de samenleving waarin ze ontstonden.

Een verhaal met twee Kanten (1)

De bekendste anekdote over Kant is dat zijn dagelijkse wandeling door Koningsbergen altijd zo precies op dezelfde tijd plaatsvond, dat zijn stadgenoten er hun klokken op gelijk konden zetten. Veel mensen zien in dat verhaal een biografisch bewijs voor het saaie beeld dat ze al hadden gevormd uit zijn teksten en ideeën: het beeld van een fantasieloze, droge geest die alleen regels kende, maar geen passies. Wie zich iets meer in hem verdiept, ziet al snel dat het tegenovergestelde het geval was. De regelmaat in zijn persoonlijke leven en de wetmatigheden waar hij in zijn boeken naar zocht waren voor hem middelen om niet ondersteboven te worden geblazen door de storm van zijn gevoelsleven, waar hij vaak over heeft geschreven.

Doet-ie het of doet-ie het niet?

“Oké. Vooruit dan maar.” Hij plaatst de dolk tegen zijn borst. “Het moet toch ooit gebeuren.” Na drie uur en tien minuten is de voorstelling in de Amsterdamse Stadsschouwburg afgelopen, tegelijk met zijn leven. Die zelfmoord is veruit de meest drastische vernieuwing in Hamlet versus Hamlet van Toneelgroep Amsterdam/Het Toneelhuis, veel meer dan de veelbesproken keuze om de hoofdrol aan een vrouw te geven.

Kenneth Branagh (1996) als Hamlet, met dolk, maar hij gebruikt hem niet

Drie uur en tien minuten is niet zo lang (om de volledige tekst van Shakespeare te spelen heb je vier tot vijf uur nodig). Zeker niet in deze levendige uitvoering met Nederlandse en Vlaamse topacteurs. Een vernuftig decor maakt van kasteel Elsinore een gevangenis en een doolhof, ondoordringbaar en transparant tegelijk. Door de glazen vloer zijn het moeras en de vuiligheid te zien, waar het kasteel in dreigt te verzinken. De komische intermezzi krijgen het hele publiek aan het lachen, zonder de noodlotssfeer ook maar een moment te verbreken. De vindingrijke vertaling van Tom Lanoye kraakt als verse sneeuw onder de voeten van de acteurs en maakt al wat oud is als nieuw. Kortom, alles bij elkaar is het sombere stuk geworden wat het óók hoort te zijn: een lofzang op het theater zelf. Eenmaal buiten kreeg ik zin om meteen kaartjes voor minstens zes willekeurige voorstellingen te kopen.

Twee gedichten

Gisteravond laat in de trein, op de terugweg van een bezoek aan mijn ouders, luisterde ik naar John Cales cantate ‘Do not go gentle into that good night’. Prachtige muziek op een tekst van Dylan Thomas, over vaders die niet vredig horen in te slapen, maar moeten ‘rage against the dying of the light.’ Omdat het Youtube was, zag ik er voor het eerst beelden bij: een live-uitvoering in Nederland, met de kinderen van het Stedelijk Helmonds Concertkoor en het Metropole-orkest. Ineens viel me op dat Cale echt als twee druppels water leek op een oude foto van William Butler Yeats, tot en met het losse plukje haar, het zwarte strikje, de gebiologeerde blik die recht vooruit staarde in de verte.

CaleYeats