Veel docenten en schoolleiders vinden inclusiviteit een vanzelfsprekend doel van goed onderwijs, maar er zijn ook tegengeluiden. Kort geleden herplaatste het Nederlands Dagblad een opiniestuk dat al in De Volkskrant stond en waarin Jos van Remundt vindt dat scholen ‘inclusiviteit’ uit hun missie moeten schrappen. Het nastreven van inclusiviteit zou in de praktijk juist negatieve effecten hebben, namelijk dat kritische stemmen worden uitgesloten en dat het open gesprek stokt. Hij haalt Hannah Arendt erbij, ‘zelf gevlucht voor het nationaal-socialisme en bekend om haar inzichten in totalitaire systemen’, van wie we kunnen leren dat ‘op deze manier eenheid nastreven gevaarlijk is.’
Van Remundt vindt ook dat scholen het idee los moeten laten ‘dat de samenleving maakbaar is.’ Zijn waarschuwing voor inclusiviteit doet denken aan breder gehoorde geluiden over de gevaren van begrippen die sociale rechtvaardigheid uitdrukken. Multiculturalisme, woke, antiracisme, social justice warrior, deugen, Black Lives Matter: in oorsprong zijn het idealen of complimenten, maar de opiniepagina’s en Twitter staan vol met doembeelden waarin ze de westerse beschaving bedreigen.
Hoe kan volgens Van Remundt een positief ideaal als inclusiviteit kritische stemmen uitsluiten? Zijn enige praktijkvoorbeeld haalt hij uit het islamhoofdstuk van een recent vakdidactisch handboek voor docenten levensbeschouwing. ‘Auteur Marietje Beemsterboer schrijft daarin dat het geen zin heeft vragen te stellen aan een kind over zijn levensbeschouwelijke traditie of over de regels voor kleding, seksualiteit en voedsel waar het zich aan houdt. Volgens haar is het allereerst belangrijk respect te tonen voor de opvattingen van het kind en het kind daarin te erkennen,’ aldus Van Remundt. ‘De leerling leert dus dat hij een ander geen vragen mag stellen en dat hij zijn opvattingen beter voor zich kan houden.’
Als dat een betrouwbare parafrase is, eet ik het hele handboek op. Dit was wat Marietje Beemsterboer echt schreef: ‘Het heeft geen zin een discussie met een kind aan te gaan over de Levensbeschouwelijke traditie of regel waar hij zich op beroept. Je wilt immers niet in een gesprek belanden waar jij, met jouw kennis van die Levensbeschouwing, een kind gaat uitleggen wat er volgens jou wel of niet van zijn geloof mag. En ook wil je een kind niet jouw mening geven over die Levensbeschouwing. Het is een feit dat het kind ervaart iets van zijn geloof te moeten of niet te mogen. Het is allereerst belangrijk om dat in te zien en het kind daarin te erkennen.’
Dus Beemsterboer deed een genuanceerde uitspraak over de zin van discussies, Van Remundt hoort een verbod op vragen dat hem ogenblikkelijk aan Arendts strijd tegen totalitaire systemen herinnert. En dat terwijl het boek Verhalen vertellen en vragen stellen heet en de schrijvers benadrukken dat je kinderen in de lessen levensbeschouwing veel vragen moet laten stellen.
De grootste misser is echter dat het citaat niet eens over gewenst of ongewenst leerlinggedrag gaat. Het is, zoals het boek uitdrukkelijk vermeldt, een handreiking voor de docent zelf ‘in de omgang met (grotere groepen) gelovigen in de klas’. Wat Beemsterboer (terecht) wil zeggen is dat je er als docent levensbeschouwing weinig mee opschiet als je je expertise als wapen gebruikt om een discussie met gelovige leerlingen te winnen. Van Remundt heeft dus ook de context verkeerd begrepen.
Meestal ontbreekt bij dit soort alarmistische waarschuwingen tegen sociale idealen ook een coherent alternatief. Mensen mogen roepen dat ‘antiracisme’ juist tot racisme of een cancelcultuur leidt, maar moeten ze dan niet uitleggen welk soort antiracisme ze wél aanhangen? Of vinden ze racisme geen probleem? Als Van Remundt inclusiviteit gevaarlijk vindt omdat het zogenaamd uitsluit, is hij dan niet, net als de meesten van ons, vóór een inclusiviteit die niet uitsluit? Hij vindt dat school een ‘veilige ruimte’ zou moeten zijn waar ‘jongeren met radicaal andere levensvisies elkaar ontmoeten en met elkaar in gesprek gaan’. Dan is hij het gewoon eens met Beemsterboer, die pleit voor een een school waarin extreme standpunten niet worden uitgesloten, maar wel in goede banen geleid, een school waarin heel verschillende leerlingen elkaar in een open gesprek en ‘in een veilige en gelijkwaardige sfeer kunnen ontmoeten.’
Het lijkt erop dat Van Remundts angst voor inclusief onderwijs bij het lezen met hem aan de haal is gegaan en zijn leesvaardigheid tijdelijk heeft verminderd. Dat zou dan één effect van inclusiviteit zijn waar het stuk wel een overtuigend praktijkvoorbeeld van levert.