Is Shakespeare een psycholoog? Als schrijver dringt hij er diep genoeg voor door in de krochten van de ziel. Het verschil met de meeste moderne psychologen is echter dat hij niet simpelweg uitgaat van het ik met al zijn verlangens en frustraties. Dat liet ik gisteren zien aan de hand van sonnet XXX: er was wel een ‘ik’ in dat gedicht, maar die bleek niet los te denken van de ander, van de geliefde die er vanaf de eerste regel naast stond. Shakespeare dringt in zijn sonnetten niet zozeer door in de individuele ziel, zoals psychologen doen, maar eerder in een relatie, in een dualiteit, in de twee in plaats van de één. Als je je dat realiseert, krijgen die sonnetten een andere betekenis.
Dat ze die verborgen dualiteit of dialoog in de sonnetten heeft gereconstrueerd, is de verdienste van Helen Vendler in haar al genoemde commentaar. Bij sonnet CXVI (‘Let me not to the marriage of true minds/ Admit impediments…’) heeft ze laten zien dat het niet de brave lofzang op constante, onveranderlijke liefde is die commentaren erin hebben gezien. Het is een antwoord: in de voortgaande dialoog, die de horizon van de sonnetten vormt, heeft de geliefde net meegedeeld dat zijn liefde voorbij is. Het sonnet zelf is een pathetische, machteloze en ontroerende poging van de ik om hem alsnog te overtuigen.