Een ijzingwekkend hoofdstuk uit Thucydides’ geschiedenis van de Peloponnesische oorlog is de zogeheten Melische dialoog: het verslag van de onderhandelingen tussen de Atheners en de bewoners van het Cycladische eilandje Melos. De Meliërs hadden geprobeerd om neutraal te blijven in het conflict tussen Athene en Sparta. In 416 voor Christus werden ze door een machtige Atheense vloot voor een dodelijk simpele keuze gesteld: onderwerping of vernietiging (zie hier voor een vertaling en hier voor een nagespeelde versie).
Het is vooral door de kille taal van de macht, verpakt in zakelijke, rationele afwegingen, dat deze bladzijden van Thucydides steeds weer als scheermessen aan je vingers voelen. De Meliërs beroepen zich op het beginsel van rechtvaardigheid en de Atheners tonen hun minachting over zoveel naïveteit: als u hier bent om te jammeren over onrecht “en niet om te beraadslagen over het voortbestaan van uw stad, rekening houdend met de huidige realiteit, dan kunnen we wel weer uiteengaan.” En even verder:
Ath: Wij zijn hier op de eerste plaats om de belangen van ons imperium te dienen, maar toch ook om uw stad te redden.
Mel: Hoe kan het in ons beider belang zijn dat wij uw slaven worden en u onze meesters?