Niemand die meer dramatische wendingen in de veertien regels van een sonnet verpakt dan de grootste toneelschrijver. Vanmorgen herlas ik sonnet XXX en realiseerde me met een schok dat ik het helemaal verkeerd begrepen had. En ook dat Shakespeare ons beter doorziet dan wij hem.
Sonnet 30 op de muur van het Rapenburg in Leiden
Dit is de Engelse tekst:
When to the sessions of sweet silent thought
I summon up remembrance of things past,
I sigh the lack of many a thing I sought,
And with old woes new wail my dear time’s waste:
Then can I drown an eye, unus’d to flow,
For precious friends hid in death’s dateless night,
And weep afresh love’s long since cancell’d woe,
And moan th’ expense of many a vanish’d sight;
Then can I grieve at grievances foregone,
And heavily from woe to woe tell o’er
The sad account of fore-bemoaned moan,
Which I new pay as if not paid before.
But if the while I think on thee, dear friend,
All losses are restor’d, and sorrows end.
Al is die tekst niet overal even transparant voor moderne lezers, de strekking leek me evident en ook de meeste commentaren lezen er hetzelfde in: ‘Als ik zit te mijmeren en aan vroeger denk, is er veel waar ik verdrietig van ga zuchten: vrienden die zijn gestorven, ongelukkige liefdes die verloren zijn geraakt, enzovoort. Ik kan er eindeloos over blijven kreunen (alsof ik dat niet al genoeg gedaan had!), maar als ik dan aan jou denk, lieve vriend, is al het verlies hersteld en het verdriet voorbij.’ Een nogal banaal inzicht in een sierlijke verpakking dus? Nee, zo simpel ligt het niet.