Eind 2014 wordt Exodus van Ridley Scott verwacht en met Gods and Kings van Ang Lee lijkt er nóg een blockbuster over Mozes in de maak te zijn. Wat zal Hollywood deze keer doen met de legendarische Rode Zee-wandelaar? Een recente boektitel claimt dat hij niets meer of minder is dan America’s Prophet. De auteur, Bruce Feiler, ziet de hand van Mozes overal: van de Founding Fathers, die in 1776 op het zegel van hun nieuwe staat lieten afbeelden hoe het Egyptische leger in zee verdronk, tot verwijzingen naar het bijbelboek Exodus in slavenliederen als Go down, Moses en in toespraken van Martin Luther King, Clinton en Obama. In Feilers ronkende retoriek heeft Mozes’ verhaal “Amerika gemaakt tot wat het is. Hij is de voorvechter van de onderdrukten; hij is de oorspronkelijke voorstander van vrijheid en recht voor iedereen.”
Ho ho, kunnen de Amerikanen zomaar hun vlag in een bijbelse profeet prikken, zoals ze dat in de maanbodem hebben gedaan? En wat zou Mozes er zelf van hebben gevonden, als hij een paar van de Exodus-films uit de twintigste eeuw zou gaan zien (wat hij natuurlijk niet zou mogen, vanwege zijn eigen strenge beeldverbod)? Tien tegen één dat hij zijn stenen tafelen nóg een keer kapot zou smijten. Tussen de Mozes van de bijbel en de Mozes van Hollywood gaapt nou eenmaal een kloof die zo wijd is, dat de Joden er naast elkaar doorheen zouden kunnen wandelen.
Neem zijn geloof. Er is veel discussie over zijn historische betekenis, maar hij wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van het monotheïsme, een man die brak met het in de oudheid wijdverbreide polytheïsme. Mozes leerde de joden om in de Ene God te geloven en dat geloof werd later overgenomen door christenen en moslims. De Tien Geboden legden de lat hoog: het beeldverbod forceerde de overgang van een beeldcultuur naar een schriftcultuur. Ook andere wetten hadden als bedoeld of onbedoeld effect dat ze zinnelijke driften onderdrukten en in plaats daarvan intellectuele vermogens stimuleerden. Zijn wetten beïnvloeden nog steeds onze waarden en normen, maar ze bezorgen ons ook al duizenden jaren schuldgevoel en onbehagen, omdat niemand er echt naar kan leven. Volgens godsdienstwetenschapper Jan Assmann heeft Mozes bovendien het begrip ‘waarheid’ in het domein van de religie ingevoerd (naast de Ene God zijn alle andere goden vals) en is hij daarom in feite de geestelijke vader van religieuze onverdraagzaamheid.
In alle opzichten een lastige en controversiële figuur dus, maar dat zou je niet zeggen als je The Ten Commandments (1956) of Prince of Egypt (1998) ziet. Beide films claimen dat ze Exodus trouw hebben gevolgd, maar ondertussen heeft Mozes een extreme makeover ondergaan: geen verbreider van het moeilijke monotheïsme, maar een vereerder van de vrijheid, die campagne voert tegen de slavernij. Assmann heeft laten zien hoe er door de eeuwen heen vaak is geprobeerd om de scherpe kantjes van Mozes’ religieuze revolutie af te slijpen en deze films passen in die traditie. Eerst hebben ze alle elementen uit het verhaal gefilterd waar een modern bioscooppubliek zich aan zou kunnen storen, daarna hebben ze de held teruggebracht tot een sandwichman voor een door en door Amerikaanse ideologie.
Die ideologische boodschap wordt in The Ten Commandments wel zo nadrukkelijk uitgespeld, dat je bijna van een Brechtiaans vervreemdingseffect kunt spreken. De film begint met een bizar voorwoord waarin de regisseur, Cecil B. DeMille, onomwonden uitlegt dat het verhaal van Mozes slaat op de Koude Oorlog. “Het thema van deze film is of mensen staatseigendom zijn of vrije zielen onder God. Die strijd wordt vandaag de dag nog steeds uitgevochten.” De Egyptenaren voldoen aan alle stereotype voorstellingen van communisten: ze zijn immoreel, decadent en machtsbelust en neigen naar atheïsme. Van de historische tegenstelling tussen het Egyptische polytheïsme en het Hebreeuwse monotheïsme is in de film niets terug te vinden. Het Gouden Kalf is een symbool van banaal materialisme en opportunisme en Farao Ramses gelooft nergens in, alleen in zichzelf. Als een priester klaagt dat het volk zich van de goden afwendt, roept hij: “Welke goden? Jullie priesters hebben de goden gemaakt, om te profiteren van de angst van de mensen.”
Verder mocht een all-American Mozes niet té joods zijn. Vandaar dat de regisseur hem met terugwerkende kracht een beetje gekerstend heeft, door allerlei verwijzingen naar het Nieuwe Testament in het zogenaamd brongetrouwe verhaal te vlechten: de oude man die vertelt dat hij niet zou sterven voordat hij met eigen ogen de verlosser zou zien is bijvoorbeeld gebaseerd op Simeon, die Jezus in de tempel zag. En als Ramses Mozes in de woestijn achterlaat met alleen een stok en een mantel, zegt hij spottend “Hier is je koningsscepter en hier is je koninkrijk”, een zin die bedoeld is om elke christen aan die andere ‘Koning der Joden’ te doen denken.
Het einde van de film is de apotheose van de geamerikaniseerde Mozes, als hij de Neboberg begint te beklimmen en de tekst op de achttiende-eeuwse Liberty Bell citeert: “Verkondig vrijheid in het land, voor alle bewoners ervan.” Een bijbelse tekst, dat wel, maar een uit haar verband gerukte wetsbepaling uit het boek Leviticus die hier wordt opgedist als de Laatste Wil van de profeet. In het slotbeeld, als de held de weg naar het beloofde land wijst en zwaait met zijn hand, is het vrijheidsbeeld te herkennen – geen toeval, omdat het vrijheidsbeeld op Mozes geïnspireerd was. In plaats van de Ene God schuift deze film ‘vrijheid’ naar voren als dé religie van Amerika.
Zulke opzichtige nationale symbolen komen minder voor in de tekenfilm Prince of Egypt (1998). Al valt het wel op dat de joodse hoofdrollen hier door Amerikaanse acteurs zijn ingesproken en de Egyptische door Britse, zodat het conflict tussen Egyptenaren en joden ongemerkt is versmolten met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog.
Eind jaren negentig was de Koude Oorlog voorbij en maakte Amerika een lange periode van economische bloei door. Als Ramses en Mozes in deze film weer tegenover elkaar komen te staan, verpersoonlijken ze een puur Amerikaanse tweestrijd: kapitalisme, statusangst en concurrentie tegenover moreel besef en het geloof in immateriële waarden, dat zowel liberalen als neocons moest aanspreken. De levensstijl van meedogenloze competitie is terug te zien in de wagenrennen die Ramses en Mozes houden, in de ambitie van Ramses om tot elke prijs de vorige Farao te overtreffen (het Amerikaanse ideaal van “meer verdienen dan je vader”) en in zijn megalomane bouwpolitiek, waarvoor hij de joodse slaven afbeult.
Mozes beseft dat er meer is tussen hemel en aarde, onder meer door een oogstrelende droomscène waarin Egyptische muurschilderingen tot leven komen. Hij pleit bij zijn stiefbroer Ramses voor de vrijlating van de joden, want “geen enkel rijk mag gebouwd worden over de ruggen van slaven.” De bijbelse Mozes zou daar waarschijnlijk om hebben gelachen. Het sprak in de oudheid vanzelf dat slaven nodig waren voor een beschaving van enig niveau. Ook Mozes was ervoor, zolang het niet om zijn eigen volk ging. Blader even door naar Exodus 21 en je vindt gedetailleerde regels voor het houden van slaven in het Beloofde Land.
Kortom, een travestie van de bronnen, maar één die aansluit bij DeMille (niet monotheïsme, maar vrijheid als het ware geloof). En bij de morele boodschap van deze film: dat het naast economische successen in het leven ook om immateriële waarden gaat. In het slotlied (“You can do miracles when you believe”) jubelen Mariah Carey en Whitney Houston dat die twee schijnbaar tegengestelde levensdoelen wonderwel samengaan, want wie ‘gelooft’ boekt automatisch meer resultaat. Een rechtgeaarde Amerikaan verenigt om zo te zeggen de megalomanie van Ramses met het geloof van Mozes.
Alles bij elkaar blijven het twee boeiende films om nog eens terug te zien. Maar juist waar ze het bijbelverhaal nauw lijken te volgen, blijken ze de oorspronkelijke boodschap simpelweg te hebben vervangen door de dogma’s van hun eigen tijd. Als daar één les uit te leren valt, is het dat die boodschap altijd omstreden is gebleven en nooit een vanzelfsprekend erfgoed van de westerse of de Amerikaanse cultuur is geworden. Ook Mozes zelf is de laatste jaren eerder meer dan minder controversieel geworden. Dat heeft in elk geval het voordeel dat nationalisten hem minder makkelijk in een Vrijheidsbeeld kunnen omtoveren. Tegenover bewonderaars van zijn universele wet en zijn waarheidsliefde staan tegenwoordig luidruchtige critici, die zijn fundamentalisme associëren met dat van Osama Bin Laden. Ook de vraag naar de betekenis van het monotheïsme door de eeuwen heen is ondertussen actueler dan ooit. Is het een motor van intellectuele en morele vooruitgang geweest of een bron van intolerantie en geweld? Houdt de westerse cultuur die traditie nog steeds levend? Staat de Amerikaanse filmcultuur met haar verheerlijking van sterren en andere Gouden Kalveren niet veel dichter bij de Egyptische vleespotten? Het zal interessant zijn om te zien welke draai de nieuwe verfilmingen aan het oude verhaal kunnen geven, maar dan heb je wel filmmakers nodig die kritische vragen durven te stellen.