Doet-ie het of doet-ie het niet?

“Oké. Vooruit dan maar.” Hij plaatst de dolk tegen zijn borst. “Het moet toch ooit gebeuren.” Na drie uur en tien minuten is de voorstelling in de Amsterdamse Stadsschouwburg afgelopen, tegelijk met zijn leven. Die zelfmoord is veruit de meest drastische vernieuwing in Hamlet versus Hamlet van Toneelgroep Amsterdam/Het Toneelhuis, veel meer dan de veelbesproken keuze om de hoofdrol aan een vrouw te geven.

Kenneth Branagh (1996) als Hamlet, met dolk, maar hij gebruikt hem niet

Drie uur en tien minuten is niet zo lang (om de volledige tekst van Shakespeare te spelen heb je vier tot vijf uur nodig). Zeker niet in deze levendige uitvoering met Nederlandse en Vlaamse topacteurs. Een vernuftig decor maakt van kasteel Elsinore een gevangenis en een doolhof, ondoordringbaar en transparant tegelijk. Door de glazen vloer zijn het moeras en de vuiligheid te zien, waar het kasteel in dreigt te verzinken. De komische intermezzi krijgen het hele publiek aan het lachen, zonder de noodlotssfeer ook maar een moment te verbreken. De vindingrijke vertaling van Tom Lanoye kraakt als verse sneeuw onder de voeten van de acteurs en maakt al wat oud is als nieuw. Kortom, alles bij elkaar is het sombere stuk geworden wat het óók hoort te zijn: een lofzang op het theater zelf. Eenmaal buiten kreeg ik zin om meteen kaartjes voor minstens zes willekeurige voorstellingen te kopen.

Wel leek het erop dat regisseur en vertaler gegrepen waren door hetzelfde drogbeeld waar veel moderne Hamlet-regisseurs zich door laten verleiden: het idee dat hun bewerking alleen dan relevantie en bestaansrecht heeft, als die nog tien keer zo kaal, schrijnend en meedogenloos is als de tekst van Shakespeare zelf. Ik vermoed eigenlijk dat dat nog een erfenis is van het existentialisme, dat in de jaren vijftig en zestig in de mode kwam en een ongekende invoed had op de uitvoeringspraktijk van Shakespeare: hoe uitzichtlozer, hoe beter. In elk geval lijkt ook deze voorstelling tegen het einde onder de last van haar existentiële wanhoop te bezwijken. Laërtes als een psychopathische seriemoordenaar is al over the top, maar vooruit, ik wil niet de purist uithangen en je moet af en toe iets proberen. Maar Hamlet die zelfmoord pleegt – dat is nou precies niet de ontknoping waar Shakespeare zijn publiek vier uur lang in spanning op liet wachten, maar de ultieme afknapper. Het lijkt me goed om zo helder mogelijk te zeggen waar ik mijn oordeel op baseer, want ik denk dat in deze kwestie niets minder dan de filosofische kern van het stuk op het spel staat.

Dat Hamlet een lofzang op het theater is, komt vooral door de handelingen van Hamlet zelf. Als je het tenminste handelingen kunt noemen. Want zoals vaker is gezegd: hij komt niet op een doelgerichte, effectieve manier in actie, zoals de geest van zijn vader wil. In plaats daarvan acteert hij erop los, regisseert hij een stuk in het stuk, vertelt de acteurs hoe ze moeten acteren en is hij ook nog de ideale toeschouwer, die alle andere personages en zichzelf nauwlettend observeert en interpreteert.

David Tennant (2009) vertelt de acteurs hoe ze moeten acteren

David Tennant (2009) leert de acteurs acteren

Melancholie en liefde voor het theater, de twee wezenlijke kenmerken van prins Hamlet. Volgens de Duitse filosoof Walter Benjamin (1892-1940) hebben ze alles met elkaar te maken. Om te beginnen, stelt hij, moeten we de opbloei van de toneelkunst in de late zestiende eeuw begrijpen tegen de achtergrond van het protestantisme. Hamlet studeert niet toevallig in Wittenberg, de stad van Luther, en worstelt niet toevallig met een Luthers probleem: hoe je gered kunt worden. Zoals bekend rekende Luther af met het katholieke idee dat je door ‘goede werken’, door je eigen daden de hemelse genade en verlossing zou kunnen verdienen. Er ontstond iets nieuws: een lege wereld, waarin concrete daden elke hogere betekenis verloren. Wat was dan nog de zin van rituelen en wat zou het in zo’n wereld voor betekenis hebben om je vermoorde vader te wreken? Wat viel er nog voor zinnigs te doen?

“…Wat is een mens
Als hij als hoogste doel zijn tijd verkwanselt
Aan slapen en eten? Een beest, meer niet.
Hij die ons schiep met zo’n groot begripsvermogen,
Dat vooruit en terug kan kijken, gaf ons
Dat godgelijk verstand toch niet om het
Ongebruikt in ons te laten verschalen?”
“In deze woorden,” zegt Benjamin, “klinkt Wittenbergse filosofie door – en een opstand daartegen.”

Dit nieuwe levensgevoel nu veroorzaakte een zestiende-eeuwse epidemie van melancholie, “want wie dieper doordacht, kreeg het idee dat het bestaan een vuilnisberg vol halve, onechte handelingen was.” Tegelijkertijd groeide de liefde voor het theater, omdat dat een uitvoerbaar alternatief leek te bieden. Volgens Benjamin ervaart Hamlet dat het treurspel een ander soort verlossing kan verschaffen. In het vijfde bedrijf heeft hij zelfs een zeker geloof in de voorzienigheid teruggevonden: “Er is voorzienigheid van bijzondere aard in elke mus die doodvalt.”

Nu komen we bij de mooiste en moeilijkste regels die Benjamin over Hamlet schrijft, geconcentreerd als een kopje loeisterke koffie: “Hamlet is voor het treurspel de toeschouwer van Gods genade. Hij neemt echter geen genoegen met een willekeurig toneelstuk, maar alleen met zijn eigen noodlot. Zijn leven, het ideale schouwspel voor zijn melancholie, wijst net voor het uitdoven op de christelijke voorzienigheid, die de treurige beelden van zijn leven in zaligheid kan doen verkeren. Alleen in levens zoals dat van deze prins lost melancholie zich op, op het moment dat ze zichzelf tegenkomt.”

Melancholie ontmoet zichzelf (Tennant, 2009)

Wat Benjamin hiermee bedoelt, als ik hem goed begrijp, is dat een theatraal leven als dat van Hamlet ook de voorzienigheid en de genade ensceneert, in de vorm van de blik van de toeschouwer. De soms gruwelijke, soms deprimerende gebeurtenissen in dat leven krijgen voor het oog van die toeschouwer schoonheid en betekenis. Daarom ook kan Hamlet met berusting sterven, als hij weet dat zijn vriend Horatio in leven blijft om over hem te vertellen:
“Hemel, Horatio, wat een gehavende naam
Laat ik achter, als dit onuitgelegd blijft.
Heb je me ooit gekoesterd in je hart,
Ontzeg je de gelukzaligheid dan nog even,
En haal in deze wrede wereld adem in pijn
En vertel mijn verhaal.”

Zo bezien gaat het hele stuk in feite over Hamlets zoektocht naar betekenis en verlossing. Het is waar dat de gedachte aan zelfmoord ook bij hem opkomt, maar zoals regisseur Michael Boyd een paar jaar geleden zei, daar wordt in het moderne theater vaak te veel achter gezocht. “Het zou in zijn situatie raar zijn als die gedachte níet af en toe bij hem opkwam.” En de twee keer dat hij erover spreekt, maakt hij al in de volgende regels duidelijk dat zelfmoord voor hem geen optie is: als hij dat zou doen, zou hij ineens afzien van elke hoop op genade, van het verlangen naar verlossing dat hem het hele stuk lang heeft voortgedreven. Als hij dat zou doen, zou hij Hamlet niet zijn, maar een ander personage, in een ander verhaal.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *