Kun je deradicaliseren met Spinoza?

Het raakte de afgelopen maand een beetje ondergesneeuwd onder het nieuws uit Amerika, corona en de toeslagenaffaire: begin januari maakte burgemeester Halsema bekend dat de gemeente Amsterdam ambtenaar Saadia Ait-Taleb in 2017 ten onrechte had ontslagen. Onder burgemeester Eberhard van der Laan was ze beschuldigd van fraude, corruptie, omkoping en valsheid in geschrifte, maar een strafonderzoek liet niets heel van die beschuldigingen. Ait-Taleb had alleen leiding gegeven aan een merkwaardige en mislukte gemeentecampagne om jongeren te deradicaliseren, ontwikkeld op basis van de filosofie van Spinoza. Het is de moeite waard om terug te kijken op dat experiment met toegepaste filosofie: was het project bij voorbaat een tot mislukken gedoemd waanidee? Of zou je in principe kunnen deradicaliseren met Spinoza?

Niet de islam
Het idee ontstond toen Van der Laan in 2015 in contact kwam met de Ierse psychoanalyticus en deradicaliseringsdeskundige David Kenning. Ze waren allebei liefhebbers van Spinoza en Kenning stelde voor om diens filosofie tot uitgangspunt van een nieuwe aanpak te maken. De islam was niet de oorzaak, zei hij: radicaliserende jongeren worstelden vooral met zichzelf en met het leven en wisten sowieso weinig van religie. Het ‘merk’ I.S. appelleerde simpelweg aan hun emoties, zoals merken dat bij jongeren doen. Potentiële jihadisten hadden geen kleine Bin Laden in hun hoofd die geëlimineerd moest worden, ze hadden hulp nodig bij het reflecteren op en het reguleren van hun emoties. Op televisie kondigde Van der Laan trots aan dat hij radicaliserende jongeren (‘twijfelende adolescenten met weinig perspectief, waar het niet goed mee gaat’) ging benaderen ‘met het gedachtengoed van Spinoza!’
In het geheim werd een ‘grijze’ campagne opgezet, die op geen enkele manier met de gemeente geassocieerd mocht zijn. Er moesten vlogs worden verspreid, zogenaamd van een twijfelende jonge moslim, waarmee anderen aan het denken zouden worden gezet. Het lukte echter niet om een aansprekende figuur te vinden en ook niet om de juiste toon te treffen. Volgens een betrokkene ‘leken de eerste vlogs op cliché-zelfmoordvideo’s’. Ze werden nooit verspreid.
Helemaal mis ging het toen Van der Laan rond de verkiezingen van 2017 bang werd voor politieke gevolgen. Een door een PvdA’er geïnitieerd deradicaliseringsplan waarin het niet over de islam ging – wat als Wilders daar lucht van zou krijgen? Van der Laan keerde zich ineens fel tegen Ait-Taleb en andere ambtenaren en verweet hen dat zíj de islam erbuiten hadden willen houden, omdat ze zelf moslims waren. Terwijl hij zelf al ernstig ziek was, maakte hij haast met een strafontslag voor Ait-Taleb. De affaire ontketende een golf van moslimvijandige berichtgeving in de media. ‘Breek het moslimkartel van de PvdA’, brulde de Telegraaf. De krant plaatste ook een foto van Ait-Taleb met een zwart balkje voor haar ogen onder de kop ‘De kliek van koningin Saadia’.

De islam is geen oorzaak
Nu er eerherstel voor Ait-Taleb is, kunnen we misschien ook met andere ogen naar het filosofische uitgangspunt van de verguisde campagne kijken. Hoe spinozistisch was die eigenlijk? Dacht Kenning terecht dat Spinoza de oorzaak van radicalisering bij moslimjongeren niet in de islam zou zoeken? En is dat een legitiem uitgangspunt voor een campagne?
Daarbij gaat het er niet alleen om wat Spinoza over de islam dacht, maar ook over de vraag of hij religie überhaupt als een voldoende grond zou zien om menselijk gedrag te verklaren. Heeft een religie macht of zijn het de mensen die er misbruik van maken? Spinoza was kritisch over het gebrek aan vrijheid in het Ottomaanse rijk, maar hij weet dat niet aan de islam. In een brief aan Albert Burgh, een volgeling van hem die katholiek was geworden, noemde hij de katholieke kerk net als de islam een middel waarmee je mensen prima kon bedriegen en ketenen.
De islam die een middel is, is geen oorzaak: die nuance was al te vinden bij Jan en Pieter de la Court, twee auteurs die veel invloed op Spinoza hadden. Ook zij vonden de Ottomaanse sultan een tiran, maar niemand moest denken ‘dat de Mahometaanse Religie oorzaak dezer quade Regering… zy’. Het probleem was ‘niet de Religie, maar de Goddelooze Politike maxime…est jus, regnandi causa violandum est: om te heerschen mag men alle Religie en Wetten schenden.’
In ruimere zin is uit Spinoza’s filosofie af te leiden dat ‘de islam’ geen zelfstandige oorzaak kan zijn, die van hogerhand ingrijpt. Dat zou hij als verklaring net zo absurd vinden als een verwijzing naar de Goddelijke Voorzienigheid. Er is geen hogerhand: mensen en hun handelingen zijn ingebed in eindeloze ketens van concrete oorzaken en gevolgen, net als de natuur waar ze deel van uitmaken. Als je ze beter wilt begrijpen moet je zoveel mogelijk van die ketens volgen, niet er één begrip uitplukken en dat tot hoofdoorzaak verheffen.
Voor zover mensen zelf kunnen ingrijpen in die causale ketens, doen ze dat ook niet omwille van de islam of een andere abstractie, maar altijd in de eerste plaats vanuit hun conatus, hun aangeboren neiging tot zelfbehoud. Kenning redeneert dus in de geest van Spinoza als hij stelt dat het handelen van radicaliserende jongeren een manier is om zichzelf te handhaven in een wereld die ze onvoldoende beheersen, niet een product van de factor islam. Met dat uitgangspunt kun je in elk geval beter deradicaliseren dan met de heersende overtuiging dat de hele moslimgemeenschap het gevaar van geweld in zich draagt en onder voortdurende surveillance moet staan. Van die laatste overtuiging is namelijk aangetoond dat ze radicalisering juist in de hand werkt.

De retoriek van de radicalisering
Toch ging Kenning misschien niet ver genoeg. Zou Spinoza geen moeite hebben gehad met het begrip ‘radicalisering’ zelf? Het wordt inconsequent gebruikt: meestal heeft het een negatieve lading, maar Spinoza bewonderen we dan weer als een voorvechter van de ‘radicale Verlichting’. Bovendien berust het begrip vaak op stilzwijgende aannames die tegen Spinoza’s principes ingaan, zoals dat radicale overtuigingen gevaarlijk zijn omdat ze vanzelf tot radicale daden leiden. En als je aanneemt dat jihadisten op een glijdende schaal van radicalisering staan en dat daar een veel grotere groep sympathisanten achter schuilt, dan wordt ook in deze visie al snel de hele moslimgemeenschap verdacht.
Het grootste probleem met het gepraat over radicalisering is dat het het probleem individualiseert en depolitiseert. Wel zo prettig voor regerende politici die campagnes tegen radicalisering willen opzetten, maar niet willen nadenken over ongemakkelijke ketens van oorzaken en gevolgen die dat beeld van problematische individuen vertroebelen: de effecten van institutionele discriminatie, bijvoorbeeld. Of van stelselmatige islamofobie in politieke debatten en in de media. Of van de gevoerde Midden-Oosten-politiek. Nee, dan de kwestie liever reduceren tot ‘twijfelende adolescenten met weinig perspectief, waar het niet goed mee gaat’.


Daarentegen zijn Spinoza’s ethiek en zijn psychologie onlosmakelijk verbonden met zijn politieke filosofie, zoals het individu verbonden is met de gemeenschap. Hij geloofde dat ‘het doel van de staat de vrijheid’ was, zoals op zijn standbeeld op het Waterlooplein staat. Burgemeesters en landsbestuurders konden het individu helpen om zich van allerlei vormen van alledaagse, religieuze en andere onderdrukking te bevrijden. Maar ze konden ook zelf deel van het probleem worden, als ze de vrijheden van burgers aantastten. Het ontslag van Ait-Taleb en de islamofobe verdachtmakingen en berichtgeving eromheen illustreren dat.
Kortom, in principe geen slecht idee om radicaliserende moslimjongeren te benaderen in de geest van Spinoza. Alleen bezweek deze campagne vermoedelijk onder de druk van politieke belangen en vooroordelen. En onder de aanname dat radicaliserende moslims het hele probleem waren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *