Mijn opiniestuk van 24 maart in Trouw: https://www.trouw.nl/opinie/waarom-een-jaar-zonder-centraal-schoolexamen-geen-ramp-is~b5572e7c/
Mijn opiniestuk van 24 maart in Trouw: https://www.trouw.nl/opinie/waarom-een-jaar-zonder-centraal-schoolexamen-geen-ramp-is~b5572e7c/
Eind 2018 verscheen het nieuwe lesboek voor het VWO-eindexamen filosofie: Het goede leven en de vrije markt. Een ongekend actueel schoolboek, over de schaduwkanten van de globaliserende markt, over de menselijke en ecologische kosten van het kapitalisme en over de mogelijkheid om in dialoog met filosofen van vroeger en nu alternatieven te formuleren. De jury van de Socratesbeker 2019 prees de ‘grote filosofische openheid’ waarmee de drie auteurs, Ad Verbrugge, Govert Buijs en Jelle van Baardewijk, ‘op een zorgvuldige manier de verschillende filosofische tradities’ hadden gewogen. Eigenschappen die je graag ziet in een schoolboek en die de leerlingen zelf aan de dag moeten leggen op het examen. Een van de voornaamste exameneisen is immers dat ze ‘verschillende filosofische posities ten aanzien van een vraagstuk beargumenteerd’ kunnen innemen en ‘vanuit verschillende perspectieven’ kunnen redeneren. Toch klonk er ook kritiek op de conservatieve inslag van het boek. ‘Eh juf? Toch even vragen,’ schreef Sjoerd de Jong in het NRC. ‘Als dit neutrale lesstof is, eet ik mijn schrift op.’
Als ik één onderwijsboek van het jaar 2015 zou moeten aanwijzen, dan wordt het SuperMutant Magic Academy van Jillian Tamaki. Een hilarische, schrijnende, ontroerende graphic novel die een heel klein beetje aan superhelden doet denken of aan een Hogwarts-achtige toverschool, maar die eigenlijk gewoon over het dagelijks leven in de schoolbanken gaat. Dus over vervreemding, eenzaamheid, vriendschap, verliefdheid, erkenning en het gemis daaraan, lol trappen, pesterij, opstand, idealisme, creativiteit, apathie, nihilisme, twijfel, schaamte en zelfhaat en de hoop dat alles beter is als je de volgende ochtend wakker wordt.
De strips beslaan steeds één pagina, maar bij elkaar vertellen ze een heel verhaal over de terugkerende personages: Wendy die kattenoren heeft, Marsha die stiekem verliefd op haar is, Everlasting Boy die onsterfelijk is, Cheddar met z’n grote bek en het jongetje dat om de drie uur aan een speciaal apparaat moet. “Iets met subatomaire deeltjes en het Evenwicht van het Heelal, geloof ik,” legt een klasgenoot uit.
(Vervolg van mijn blog van gisteren)
Hoe is het marshmallow-raadsel te verklaren? In de eerste plaats zou je verwachten dat het verschil tussen de tweede klas van vorig jaar en de eerste klas van dit jaar een rol speelt. Is er geen wezenlijk verschil in (morele) ontwikkeling tussen (veel) tweedejaars en (veel) eerstejaars, waardoor de tweedejaars me meteen begrepen, terwijl sommige eerstejaars in het duister tastten? Hoe is dat verschil te beschrijven en wat valt eruit te leren?
In de tweede plaats was dit een nogal ambitieus lesontwerp. Alle lesdoelen zijn alleen haalbaar als de instructie goed genoeg is. Waarschijnlijk heb ik de verbinding tussen de eerder behandelde stof en de opstelopdracht en de voorwaarden en doelen van die opdracht niet duidelijk genoeg gemaakt. Vandaar dat sommige eersteklassers er moeite mee hadden (in tegenstelling tot tweedeklassers, die vaak beter kunnen raden wat ik van ze verwacht).
Ongeveer een jaar geleden heb ik een les verzorgd over de beroemde ‘marshmallow test’. In de lessen daarvoor hadden we het uitgebreid gehad over het geloof in één God en ook over de religieuze regels die eisen dat je de bevrediging van natuurlijke behoeftes uitstelt, bijvoorbeeld tijdens de vasten. In onze consumptiemaatschappij zijn dat nogal ‘exotische’ rituelen: waarom zou je jezelf kwellen door een behoefte niet onmiddellijk te bevredigen? De vergelijking met de marshmallow test had ik erbij gehaald om bij leerlingen wat begrip en empathie te kweken voor zulke rituelen. Daarbij oefenden ze zich in het reflecteren op hun eigen gedrag en leerden ze bovendien dat het uitstellen van behoeftebevrediging geen masochisme hoefde te zijn, maar verrassend positieve effecten kon hebben.
Leerlingen van de tweede klas van het gymnasium kregen een filmpje te zien van het beroemde Stanford Marshmallow Experiment, waarbij kleuters in een onderzoeksruimte een marshmallow voorgezet kregen. De onderzoeker legde uit dat ze een kwartier weg zou blijven. Als de marshmallow er na dat kwartier nog lag, zouden de kleuters een tweede marshmallow verdienen. Een van de meest verrassende conclusies uit het experiment was dat de weinige kinderen die de marshmallow konden laten staan op latere leeftijd flink verschilden van de andere, meer impulsgedreven kinderen: ze toonden meer zelfvertrouwen, konden beter plannen en hadden minder aanleg voor stemmingswisselingen, gedragsstoornissen of verslavingen.
Regelmatig legt Reliwerk een aantal vragen voor aan een reli-professional. Vandaag wordt geïnterviewd: Joris Verheijen, docent geschiedenis en levensbeschouwing aan het Cygnus Gymnasium in Amsterdam.
Door: Marin Djurisic
Hoe ga je om met leerlingen en/of collega’s die je vak onzin vinden?
“We leven op de wereld en in ons land met heel veel verschillende en soms botsende overtuigingen naast elkaar. Onze school, één van de meest gekleurde gymnasia van Nederland, laat dat in het klein zien. Om het belang te zien van een vak waar leerlingen leren hoe ze open met elkaar in discussie kunnen gaan, hoe ze betrouwbare informatie kunnen verzamelen over de levensbeschouwing van anderen, hoe ze feiten van vooroordelen kunnen scheiden en hoe ze kritisch naar hun eigen waarden kunnen kijken, hoef je maar even de krant open te slaan of het journaal te kijken.”
Lees het hele interview hier
Onderstaande tekst komt uit de mémoires van de Franse filosoof Didier Eribon (Retour à Reims, 2010), die zelf uit een arbeidersgezin kwam en hier vertelt over de voor hem ondoorgrondelijke normen van het lyceum, waar hij naartoe ging. Heel actueel, vooral als ik denk aan de aanpassingsproblemen van leerlingen van buitenlandse afkomst op onze school.
JE LEREN ONDERWERPEN
“Het aanleren van de schoolcultuur en alles wat ze van mij eiste was voor mij een traag en chaotisch proces. Het vergt een discipline van de geest, maar ook van het lichaam, die bepaald niet aangeboren is. Er is veel tijd voor nodig om die cultuur te verwerven, als je niet het geluk hebt gehad dat dat ongemerkt vanaf je kindertijd is gebeurd.
Voor mij was het een ware ascese: een opvoeding van mezelf, of liever gezegd een heropvoeding, waarvoor ik moest afleren wat ik was. De verhouding tot mezelf die de schoolcultuur oplegde bleek onverenigbaar met hoe het bij ons thuis toeging. En naarmate ik meer geschoold werd, ontstond er in mij, als één van de mogelijkheidsvoorwaarden, een breuk, een soort van ballingschap zelfs, die steeds sterker werd en me stukje bij beetje scheidde van de wereld waar ik uit voortkwam en waar ik nog steeds in leefde. En zoals elke ballingschap bevatte ook deze een vorm van geweld. (…)