Kings of War, of: It is again the same song

Tegen het einde van Richard III weerklinkt het luide gejammer van moeders om hun vermoorde zoons: de één had een Edward, tot Richard hem vermoordde, de ander een Clarence, tot Richard hem vermoordde. “Ook de toeschouwers van dit treurspel”, zegt koningin Margaret, “zijn voortijdig gesmoord in hun schemerige graven.” Er zijn veel van dit soort taferelen in Shakespeares vroege koningsdrama’s, waar mensen samen rouwen of met elkaar wedijveren in het streven om van hun verdriet een verbaal en visueel spektakel te maken. Psychologisch realisme is dan vaak ver te zoeken, maar misschien zijn het juist daarom wel de meest theatrale scènes in deze stukken. Het eerste wat me opvalt aan de bewerking Kings of War, die Toneelgroep Amsterdam in deze donkere dagen speelt, is dat juist die scènes zijn geschrapt.

Het stuk is een marathon van Henry V, Henry VI en Richard III. Met een gezelschap van topacteurs, een geweldige Ramsey Nasr en een vernuftig decor levert dat mooie momenten en meeslepend theater op. Waar ik moeite mee heb is het uitgangspunt van de makers: dat Shakespeare actueel is omdat hij het heeft over “de mechanismen van de macht, de psychologie van de machthebbers en de duistere machinaties van de adviseurs om hen heen.” Wat ze benoemen lijkt me helemaal geen bijzondere overeenkomst met het nu, geen vonk die overspringt tussen de zestiende eeuw en de onze, maar alleen het nogal banale gegeven dat politiek altijd weer om machtsstrijd draait. Om Louis van Gaal te citeren: “It is again the same song.”

Terwijl ik dit schrijf, lees ik de aankondiging van nieuwe producties van Macbeth en King Lear in 2016 en 2017. Volgens de makers is elk van beide tragedies “een onderzoek naar de vraag in hoeverre macht corrumpeert, een thema dat in deze tijd helaas nog altijd actueel en urgent is.” In de vorige TGA-marathon werd over Coriolanus, Julius Caesar en Antonius en Cleopatra gezegd dat “deze tragedies de meest politieke stukken van Shakespeare zijn en daarom heel actueel. Ze gaan over macht en verhoudingen in politiek, en dat blijft relevant.” Dat soort van comfortabele actualiteit, die geëngageerd klinkt en toch niemand tegen de haren instrijkt, is vanavond in elk geval niet genoeg om de aandacht vier uur lang vast te houden. Het is ook niet precies waar het Shakespeare om ging.

Zijn vroege koningsdrama’s zijn volgens mij beter te begrijpen tegen de achtergrond van het barokke treurspel. Dat is een vergeten kunstvorm, die Walter Benjamin bijna honderd jaar geleden heeft gereconstrueerd. Geschiedenis is het onderwerp van dat theater en de vorst “houdt het historische gebeuren in de hand als een scepter.” Alleen is het een geschiedenis waar de glans van af is. Begin zestiende eeuw kunnen mensen nog geloven in een goddelijk heilsplan dat afkoerst op een glorieuze eindtijd, maar vijftig jaar van godsdienstoorlogen en wetenschappelijke ontdekkingen later is dat vertrouwen verdampt. Geschiedenis wordt een drama van menselijk succes en falen, met de uiteindelijke catastrofe als perspectief. Of zoals Elizabeth zegt in Richard III: “Ik zie, als op een kaart, het einde van alles.”

Geschiedenis is in deze stukken niet het voorportaal van een genadestaat, zoals in de middeleeuwen, maar van een naderende ramp, die de vorst met alle middelen moet zien uit te stellen. Dat wordt het leidende politieke principe van de tijd. Daar ligt ook de basis voor de pragmatische en vaak meedogenloze machtspolitiek, die een stuk als Kings of War laat zien. “Wie heerst, is al bij voorbaat bestemd om over dictatoriale macht te beschikken in een noodtoestand die wordt opgeroepen door oorlog, opstand of andere catastrofen”, schrijft Benjamin. Zo’n permanente noodtoestand laat geen ruimte voor morele afwegingen, hooguit voor een vreemde mengeling van stoïcijnse apathie en koortsachtig gekonkel en geregel.

Net als veel twintigste-eeuwse regisseurs lijkt Ivo van Hove te denken dat omdat Shakespeares geschiedenis geen goddelijk heilsplan volgt, religie er niet echt meer toe doet in zijn stukken. Dat dat een misvatting is, heeft de literaire kritiek van de laatste tien jaar overtuigend aangetoond. Benjamin zei het trouwens ook al. Het is waar dat er geen almachtige God ingrijpt om het goede te laten overwinnen en dat ook de soevereine heerser die rol niet kan overnemen. Het treurspel toont de koning als hulpbehoevend schepsel in zijn zwakte, zijn twijfel en zijn onvermijdelijke falen, maar ook dat wijst op een religieuze dimensie. De biddende Henry V loopt in zijn schuldgevoel en zijn onzekerheid over het hiernamaals al vooruit op Hamlet. Net als Henry VI in zijn besluiteloosheid en zijn melancholie.

Eén van de gevolgen van dat veranderde geschiedsbesef is de epidemie van melancholie, die vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw door Europa waart. Een ander effect is volgens Benjamin “dat de geschiedenis zich seculariseert op het toneel”. Die secularisatie behelst aan de ene kant dat de geschiedenis in de moderne tijd haar hogere betekenis verliest. Aan de andere kant wordt die tendens gecompenseerd door een ongekend sterke nadruk op spektakel, op schouwspel, op allegorische voorstellingen die toch een soort betekenis aan de dingen geven. Zoals in veel moderne uitvoeringen van Richard III komt die eerste tendens goed uit de verf in Kings of War, maar ontbreekt de tweede. Het schrappen van de meest theatrale treurscènes wijst daar ook al op.

Met een beetje fantasie kun je in de twee tendensen die Benjamin benoemt het moderne onderscheid tussen Realpolitik en symboolpolitiek herkennen. Kiest een koning of staatsman voor pragmatische en effectieve maatregelen of voert hij een toneelstukje op, om zijn hof of zijn volk tevreden te stellen of te bedriegen? Zo geformuleerd lijkt het een tegenstelling, maar in feite gaan die twee tendensen vaak samen. Dat is niet alleen in Shakespeares koningsdrama’s of bij Benjamin te zien, maar ook in het huidige kabinetsbeleid, waar neoliberale Realpolitik en reactionaire symboolpolitiek elkaar perfect aanvullen. Denk aan de discussie over sociale huurwoningen voor asielzoekers. Of de puur symbolische bezuinigingen op cultuur van Rutte I, een stukje politiek theater waar toneelgezelschappen ironisch genoeg de dupe van werden. Wie actualiteit wil, kan die ook vinden in het zestiende-eeuwse idee van een permanente noodtoestand, zoals die volgens Benjamin doorwerkt in het treurspel: hoe Richard III de dreiging van burgeroorlog en moderne Westerse staten de terreurdreiging gebruiken om hun macht absoluut te maken en kritiek te smoren. Manieren genoeg dus om te laten zien wat Shakespeares theater met het heden verbindt. Maar zeg alsjeblieft niet dat het zo actueel is omdat het over macht gaat.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *