Hoe heet Othello? Over het racisme van Shakespeare

Op het eerste gezicht lijkt het een anticlimax, wat het Nationale Theater deze maand doet: Othello spelen zonder de gewelddadige ontknoping. Zoiets als een western zonder shootout of een romantische komedie waarin Hugh Grant single blijft. ‘Othello vermoordt zijn vrouw’, zeggen ze aan het slot met z’n allen, maar er gebeurt helemaal niks. Hij voegt de daad niet bij hun woorden. Het werkt, omdat wat ze uitspreken ineens geen tragisch noodlot meer is, maar ontmaskerd wordt als een witte fantasie, een verzinsel over een primitieve zwarte boeman die zich weer eens laat meeslepen door zijn driften.

Door het veranderde slot en ook door te kiezen voor een zwarte hoofdrolspeler, in plaats van een zwartgeschminkte witte, maakt regisseur Daria Bukvić het racisme in Othello’s omgeving zichtbaar. Haar bewerking, geïnspireerd door het boek Hallo witte mensen van Anousha Nzume, is door bijna alle recensenten geprezen. Zelf ben ik er ook door aan het denken gezet, onder andere over een kwestie die de makers en de recensenten niet direct aan de orde stellen: hoe staat het met het racisme van Shakespeare zelf? Schetste hij de negatieve stereotypen van zijn tijdgenoten of waren het zijn eigen vooroordelen? Een lastige vraag, die de meeste handboeken en studiegidsen overslaan. In de afgelopen tien jaar heb ik zelf talloze cursussen, colleges, trainingen en lessenreeksen rondom de grote bard gegeven, maar ik kan me niet herinneren dat het daar ooit over ging.

Pas naar aanleiding van deze voorstelling is het me opgevallen hoe krampachtig Shakespearekenners geprobeerd hebben om de hele kwestie weg te rationaliseren of gewoon taboe te verklaren. Ze zeggen bijvoorbeeld dat wat we in Othello zien ‘meer over ons dan over Shakespeare zegt’ (maar dan kun je geen literatuurkritiek meer bedrijven). Of dat de Moor niet per se zwart hoeft te zijn, alleen omdat hij uit Afrika komt (nee, maar het zegt misschien iets dat ze hem ‘diklip’ noemen en ‘een oude, zwarte ram’). Of dat Othello naast de racistische sneren van Iago ook complimenten krijgt (ja, iemand zegt dat zijn hart ‘meer blank dan zwart is’). Volgens sommige Shakespearologen mag je niet eens praten over ras in Othello, omdat dat begrip toen niet dezelfde lading had als nu en je je dus aan een anachronisme bezondigt (dan mag je nergens meer over praten, want er is geen begrip waarvan de betekenis na vier eeuwen niet is verschoven).

Als critici serieus op de kwestie ingingen, hadden ze twee manieren om Shakespeare tegen de aantijging van racisme te verdedigen. Volgens de gezaghebbende formulering van A.C. Bradley was de schrijver geïnteresseerd in ‘de zwakten van de menselijke natuur’, niet in ‘de zwakten van Moren’: daarom is Othello ook een volwaardige tragische held, van het kaliber van Hamlet of Lear. Volgens het tweede, postmoderne antwoord zijn de teksten van Shakespeare zo rijk, meerduidig en gelaagd, dat ze de heersende stereotypen niet simpelweg reproduceren, maar ze juist ondermijnen. ‘Het slotbeeld van een zwarte man die een witte vrouw wurgt lijkt in te spelen op racistische impulsen, waarvan we weten dat ze waarschijnlijk leefden onder de eerste toeschouwers van Shakespeare’, schrijft Martin Orkin. ‘Maar het doet dat alleen om zulke voorstellingen uiteen te laten barsten.’ Hé, mensen, de bard was niet alleen geen racist, hij was de eerste antiracistische activist!

Nogal wiedes dat zulke strategieën aantrekkelijk zijn voor hartstochtelijke en vooral voor witte Shakespearefans. Ik vermoed dat ik zelf ook iets in die geest zou hebben geprobeerd te zeggen, als een cursist of een leerling had doorgevraagd. Nu denk ik dat zulke antwoorden een wezenlijk probleem met het stuk over het hoofd zien. Een probleem dat al doorklinkt in de dubbele titel: Othello, the Moor of Venice. Want wie van de twee staat eigenlijk centraal – ‘Othello’ of ‘de Moor’? Achter Shakespeares twee titels, de persoonsnaam en de raciale aanduiding, verbergen zich twee manieren om naar de zwarte hoofdpersoon te kijken. En dat die twee niet equivalent zijn en een heel verschillende sociale lading kunnen hebben, dat weet je uit ervaring als je tot een etnisch-culturele minderheid behoort. Waarschijnlijk ben je dan ook bekend met de ongeschreven regels, die er voor het dagelijks gebruik van die twee aanduidingen bestaan: Othello’s collega’s en vrienden noemen hem meestal ‘Othello’ als hij voor hun neus staat en ‘de Moor’ als hij weg is.

Misschien is de vraag naar het racisme in dit stuk daarom geen andere dan die schijnbaar onzinnige vraag hoe Othello heet. Aan de twee benamingen hangen twee uiteenlopende interpretaties van zijn karakter, zijn sociale positie en zelfs van de reden voor zijn ondergang. Voor ons, moderne critici, recensenten, toneelmakers en toeschouwers, lijkt het vanzelfsprekend om hem ‘Othello’ te noemen. Zijn we godzijdank niet allemaal kleurenblind? Zien we in de hoofdpersoon niet gewoon een medemens, met wie we kunnen meeleven, zoals volgens Aristoteles de functie van een tragedie is? Ja, hij is ook nog zwart, maar dat is niet meer dan een bijzaak waar Iago handig gebruik van maakt. Zijn echte probleem is dat hij zich laat meeslepen door zijn verbeelding en emoties en snel jaloers wordt. Dáárdoor kan Iago hem het hoofd op hol brengen, zodat hij uiteindelijk zijn vrouw vermoordt.

Toch geloof ik niet meer dat dat het hele verhaal is, sinds het Nationale Theater me aan het piekeren heeft gebracht. In Shakespeares pentameters gaat het sowieso veel vaker over de Moor (59 keer, heb ik geteld) dan over Othello (33 keer). En het zijn niet alleen tegenstanders zoals Iago, maar ook zijn liefhebbende echtgenote én de schrijver zelf die die raciale aanduiding gebruiken. Wat als het stuk niet alleen de verheven tragedie is die we erin willen zien, maar ook een Morenmythe? Dan zou het gaan over een zwarte barbaar die christelijk lijkt te zijn geworden, maar bij wie het Moorse bloed onherroepelijk door het dunne laagje Venetiaanse beschaving breekt – zodat hij uiteindelijk zijn vrouw vermoordt.

Ik stel me niet graag voor dat deze racistische versie iets van de opvattingen en bedoelingen van Shakespeare zou kunnen uitdrukken. Niettemin zijn er verrassend veel scènes en uitspraken die in deze interpretatie beter tot hun recht lijken te komen. Bijvoorbeeld als de hoofdpersoon belooft om aan de Venetiaanse Raad te vertellen hoe de liefde tussen hem en Desdemona begon, ‘zo waarlijk als ik aan de hemel de ondeugden van mijn bloed opbiecht.’ In de verheven, tragische lezing is dat een nogal nietszeggende verzekering van eerlijkheid. In de Morenmythe krijgt dat zinnetje onverwachts het gewicht van een zelfdiagnose: als pas gedoopte Moor staat hij stil bij het kwade bloed dat nog in zijn aderen stroomt. Tegelijkertijd hoopt hij dat zijn wending tot het Christendom verlossing zal bieden, zodat zijn liefde voor een witte vrouw niet bij voorbaat verdoemd is.

Een ander voorbeeld is als de generaal zich kwaad maakt op zijn onderofficieren en roept: ‘Now, by heaven, / My blood begins my safer guides to rule;/ And passion, having my best judgment collied,/ Assays to lead the way.’ Je snapt dat hij zijn geduld begint te verliezen, maar het beeld van het bloed dat de macht overneemt van het verstand past opvallend goed bij de voorstellingen die in Shakespeares Engeland over Moren heersten. ‘Collied’ betekent zelfs letterlijk ‘zwartgemaakt’, zodat het lijkt alsof de onbeheersbare driften zijn binnenste even zwart hebben gemaakt als zijn uiterlijk. Emilia hanteert dezelfde racistische associatie van een zwart uiterlijk met een zwart innerlijk, als ze hem met Desdemona vergelijkt: ‘O the more angel she, and you the blacker devil!’ En in Shakespeares Titus Andronicus zegt de boosaardige Moor Aaron: ‘Let fools do good, and fair men call for grace; / Aaron will have his soul black like his face.’

Shakespeares tijdgenoten verklaarden de zwartheid van Moren vaak als het gevolg van de goddelijke vloek over Noachs zoon Ham, de mythische stamvader van de Afrikanen. George Best schreef in 1578 in een reisverslag, dat Shakespeare ook kende: ‘The cause of the Ethiopians blacknesse is the curse and natural infection of blood.’ Omdat dat vervloekte bloed snel oververhit raakte, konden Moren zich zogenaamd slecht beheersen, in tegenstelling tot de meer gematigde Europeanen. Net als Othello zouden ze zich kenmerken door trots, moed en kinderlijke verbeeldingskracht, maar waren ze ook lichtgelovig, niet al te intelligent (‘domme Moor’, zegt Emilia) en snel meegesleept door hun emoties, zodat ze gewelddadig werden. Dergelijke vooroordelen leidden trouwens ook tot politieke maatregelen: in 1596 schreef koningin Elizabeth in een brief aan de burgemeester van Londen dat ‘there are of late divers blackmoores brought into this realme, of which kinde of people there are allready here to manie’ en beval dat ze uitgezet moesten worden.

Ook Othello’s zelfmoord past in het verhaal van de slecht gekerstende Moor, die zijn ware aard niet kan overwinnen en zichzelf verdoemt (‘damned beneath all depth in hell’). Het is in elk geval niet de nobele, Romeinse daad die sommige critici erin hebben gezien en al helemaal geen louterend slot. Tegen de christelijke achtergrond van hel en vervloeking die Shakespeare schildert is het een bijna net zo grote misdaad als de moord zelf. Bovendien doorsteekt hij zichzelf met een dolk, net als hij vertelt hoe hij dat ooit bij een moslim deed (‘I took by the throat the circumcised dog/ And smote him – thus [stabs himself]’), alsof hij tot zijn laatste snik worstelt met de Moorse ander in zichzelf.

Hoewel deze discussie nog niet is afgerond, denk ik dat er twee voorlopige conclusies te trekken zijn. De eerste is dat het stuk niet alleen een meeslepende tragedie is, maar wel degelijk ook een Morenmythe met een racistische ondertoon. Het lijkt tegenstrijdig dat het dat allebei kan zijn, maar boeken als dat van Nzume maken duidelijk dat zulke tegenstrijdigheden bij alledaags racisme horen. De tweede conclusie is dat Bukvić en het Nationale Theater ondanks hun creatieve ingrepen de aantrekkelijke illusie overeind laten dat het stuk in de kern niet door racisme is aangetast. Ze zien Othello nog steeds als een tragisch, maar zelfstandig individu, net zoals critici als Bradley hem graag zagen: iemand die geen raciaal stereotype kan zijn, juist omdat we hem tegen stereotypen zien opboksen. Dat was waarom ze voor een zwarte acteur kozen. Het heeft een indrukwekkende voorstelling opgeleverd, maar ik moet toch denken aan Virginia Vaughan, die ooit provocerend stelde dat alleen witte acteurs in blackface de hoofdrol zouden kunnen spelen. Ze bedoelde dat niet alleen in het slot, maar in elke scène en in elke versregel die Othello uitspreekt witte fantasieën te vinden zijn over hoe zwarten denken, voelen en handelen. Je kunt dromen van een wereld waarin Othello gewoon Othello zou kunnen heten, maar bij Shakespeare komt hij op en gaat hij af als de Moor.

‘Othello’ door Het Nationale Theater, tournee tot en met 31 maart.

Dit bericht is ook geplaatst op Nieuwwij.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *