Monotheïsme, marshmallows en morele ontwikkeling (1)

Ongeveer een jaar geleden heb ik een les verzorgd over de beroemde ‘marshmallow test’. In de lessen daarvoor hadden we het uitgebreid gehad over het geloof in één God en ook over de religieuze regels die eisen dat je de bevrediging van natuurlijke behoeftes uitstelt, bijvoorbeeld tijdens de vasten. In onze consumptiemaatschappij zijn dat nogal ‘exotische’ rituelen: waarom zou je jezelf kwellen door een behoefte niet onmiddellijk te bevredigen? De vergelijking met de marshmallow test had ik erbij gehaald om bij leerlingen wat begrip en empathie te kweken voor zulke rituelen. Daarbij oefenden ze zich in het reflecteren op hun eigen gedrag en leerden ze bovendien dat het uitstellen van behoeftebevrediging geen masochisme hoefde te zijn, maar verrassend positieve effecten kon hebben.

Vasten

Leerlingen van de tweede klas van het gymnasium kregen een filmpje te zien van het beroemde Stanford Marshmallow Experiment, waarbij kleuters in een onderzoeksruimte een marshmallow voorgezet kregen. De onderzoeker legde uit dat ze een kwartier weg zou blijven. Als de marshmallow er na dat kwartier nog lag, zouden de kleuters een tweede marshmallow verdienen. Een van de meest verrassende conclusies uit het experiment was dat de weinige kinderen die de marshmallow konden laten staan op latere leeftijd flink verschilden van de andere, meer impulsgedreven kinderen: ze toonden meer zelfvertrouwen, konden beter plannen en hadden minder aanleg voor stemmingswisselingen, gedragsstoornissen of verslavingen.

Na deze uitleg gingen de leerlingen aan de slag met een opstelopdracht: ‘Wat is jouw marshmallow?’ Wat is een behoefte (bijvoorbeeld snoepen, gamen, social media) waarvan de leerlingen zelf vinden dat ze er niet zomaar aan toe moeten geven, ook al is dat moeilijk? Waarom vinden ze dat? Wat maken ze voor afspraken met zichzelf of anderen en hoe houden ze zich daaraan?

Dat leverde een levendige les op, die goed aansloot bij kwesties waar leerlingen toch al vaker over piekerden: beheersing van het snoepen, het gebruik of misbruik van mobieltjes. Er was weinig moeite voor nodig om ze aan het werk te krijgen en het leverde een paar weken later prachtige opstellen op, waarvan er nog een paar in de schoolkrant zijn afgedrukt.

Dit jaar heb ik dezelfde lessenreeks verzorgd voor de eerste klassen. Nog steeds een leuke les, maar zowel de instructiefase als het zelfstandige werk aan het opstel verliepen merkbaar stroever dan de eerste keer. Wat was het probleem?

Het eerste teken dat er een probleem was, was dat een aantal kinderen de hierboven omschreven opstelopdracht na mijn uitleg simpelweg niet begrepen.“Ik weet niet waarover ik moet schrijven” zei de één onzeker. Een ander zei het stelliger: “Ik begrijp gewoon de opdracht niet.” Na de instructie gaf ik die leerlingen extra uitleg, maar ook dat kon niet alle onduidelijkheid wegnemen. “Je kunt vast wel iets bedenken wat je te veel doet, of waarvan je ouders vinden dat je het te veel doet,” drong ik aan, maar er bleven er die dat niet konden.

Een tweede teken was dat veel leerlingen voor hun opstel de oorspronkelijke marshmallow test in een aangepaste vorm gingen herhalen, bijvoorbeeld door met elkaar af te spreken om een aantal dagen niet te snoepen. Die aanpak kon ik niet fout rekenen, maar het gevolg was wel dat het uiteindelijke opstel (‘Wat is mijn marshmallow?’) soms meer een beschrijving was van gehannes met snoepjes dan de oefening in morele zelfreflectie die ik had beoogd. Ook wat deze opdracht met het monotheïsme te maken had was achteraf niet voor iedereen even helder geweest.

(Morgen het vervolg)

2 thoughts on “Monotheïsme, marshmallows en morele ontwikkeling (1)

  1. Pingback: Monotheïsme, marshmallows en morele ontwikkeling (2) | Joris Verheijen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *