Je bent een puzzel!

“Je bent een puzzel!” Bepaald geen vrome lofzang op Allah, maar een gewaagde mengeling van verwondering, verbijstering en frustratie in deze qawwali (soefi-gezang) van de dichter Naz Khialvi, beroemd geworden toen de legendarische Nusrat Fateh Ali Khan hem zong. Een gorakh danda is een “puzzle lock” of geduldsspelletje. Meer iets wat je over je partner uitroept dan over een almachtige God, zou je zeggen.
De schitterende tekst hieronder maakt duidelijk dat het soms maar een kleine stap is van vertwijfeling naar extase in het geloof. Ook weer net als in een relatie, eigenlijk.

(Wat volgt is een ingekorte vertaling, die ik voor een lessenreeks over de islam gemaakt heb naar een Engelse versie van de veel langere tekst in het Urdu)

“Soms zocht ik hier naar je, soms daar,
Waar heb ik niet gezocht om jou te aanschouwen?
De armen werden weggevaagd en vertrapt, maar ook nu ziet niemand jouw teken.
Je bent nergens en je bent overal. Je bent een puzzel!

Schitterend hoe je je in het kleinste deeltje vertoont. Maar geen mens begrijpt hoe je bent en wat je bent. Je bent een puzzel!

Ik heb je in de kerk en in de moskee gezocht en ik heb je niet gevonden. En toen zag ik je zitten in mijn eigen hart. Je bent een puzzel! Hoe hard we ook zoeken, je laat je niet vinden – en dan ineens ben je waar wij zijn! Je bent een puzzel!

Omdat er niets anders bestaat dan jij, is het onbegrijpelijk dat je jezelf met sluiers omhuld hebt. Je bent een puzzel!

Wie verloren is, heeft jouw genegenheid gevonden. Je wordt niet gevonden in een tempel vol afgoden en ook niet in de Ka’ba, maar alleen in een gebroken hart. Als jij niet in mijn gedachten tot me kwam, hoe heb ik dan kunnen beseffen dat jij God bent? Je bent een puzzel!

Dat wat het verstand bevat, hoe kan dat onbegrensd zijn? Dat wat begrepen wordt, hoe kan dat God zijn? Je bent een puzzel!

De filosoof kan in zijn redeneringen God niet vinden. Hij wikkelt het touw af, maar vindt het einde niet. Je bent een puzzel!

Verbijstering kleurt mijn hart met wonderlijke tinten. Je hebt de geest een gevangene van het lichaam gemaakt en er de dood als cipier naast gezet. Je hebt de vogel van vrijheid laten vliegen en daarna een kooi van voorbestemming gemaakt. Je bent jaren bezig om het bestaan te verfraaien en maakt dan plannen om het te vernietigen.
Ook al beweer je dat je nergens bent, toch heb je ook de boodschap gegeven “Wij zijn nader tot de mens dan zijn halsslagader…”
Al deze slechtheid, deze goedheid, deze hel, dit paradijs: wat zit er achter dit spel van tegenstellingen? Adam beging de zonde, maar de kinderen dragen de straf: wat een vreemd soort rechtvaardigheid hou je erop na!
Je maakte van mensen je vertegenwoordigers op aarde en maakte toen dit schouwspel van de wereld! Je hebt alle schepselen geschapen zodat ze jou zouden leren kennen, maar je houdt je voor iedereen verborgen! Je bent een puzzel!

Je versierde het kruis met die Messias, die de doden tot leven wekte! Als iemand jou wil aanschouwen op de Sinaï-berg, verbrand je de berg met de bliksem van jouw onthulling. Je laat je vriend in Nimrods vuur gooien en dan maak je van het vuur een tuin!
De ene keer bied je Jozef te koop aan op de Egyptische markt, de andere keer maak je hem tot koning van Egypte! Als iemand dronken is mag hij van jou roepen “Ik ben de Waarheid!”, maar daarna laat je hem straffen voor godslastering. Jij bent het die Mansur aan de galg ophangt en hem het leven beneemt, terwijl je eerst het verlangen in hem wekte om jou te aanschouwen!
En als jijzelf iets verlangt, dan roep je je geliefde naar je troon en laat hem in één nacht de Mi’raj maken. Je bent een puzzel!

Ik geef toe dat wat ik zeg een beetje scherp klinkt, maar toch wil ik dat je mijn klacht hoort. Je bleef rustig toekijken vanaf je hoge troon, toen Mohammeds kleinzoon in de kokende woestijn van Karbala aan zijn vertrouwelingen zijn eigen bloed te drinken gaf, ook al had hij zelf drie dagen niet gedronken. Het is te triest voor woorden dat je ook niet een klein beetje water kon leveren!
Degene die gisteren een kroon op zijn hoofd droeg, houdt vandaag een bedelschaal in zijn handen. En als ik vraag wat dat te betekenen heeft, zeg je: “Niemand kan dit geheim doorgronden!” Je bent een puzzel!

Als een wens het hart verlaat wordt het een vuurvliegje. Als hij in de ogen kruipt, wordt het een traan.
Sommigen liggen onder het mes en lopen nog geen schrammetje op, maar een pijl gaat recht door Ashgars keel! Je bent een puzzel!

Als ik met inspanning in de spiegel van de wereld tuur, ben ik een en al verbijstering. Hier zie ik de smeulende herfst van tegenslag, daar zie ik de regenwolken van de genade; hier razende rivieren, daar stille bergen. Ik zie oerwouden, woestijnen, tuinen. Deze verdeeldheid maakt me woedend, als ik rijken en behoeftigen zie. Hier zie ik de verwelkte bloemen van de waarheid, daar zie ik zelfs de doorns van valsheid bloeien. Ergens zie ik hoe Shams gevild wordt, hoe het hoofd van Sarmad wordt afgehakt.
Wat is de nacht voor iets? Wat is de dag? Wat is licht en duisternis? Als ik jouw vertegenwoordiger op aarde ben, waarom doe je dan alsof het mij niets aangaat? Je bent een puzzel!

Een moskee, een afgodstempel, wijnhuizen – de een zweert hierbij en de ander daarbij. Het zijn allemaal jouw huizen, mijn beste. De een zweert hierbij en de ander daarbij. Iemand bevestigt dat je bestaat, iemand ontkent je. Maar jij alleen kent de waarheid. Iemand stort zich onder de mensen, iemand anders zondert zich af. Allebei zijn ze dronken van jou. Als iedereen jouw naam liefheeft, waarom wordt er dan geruzied over Rahim en Ram? Je bent een puzzel!

Je bent in de kerk, je bent in de moskee, je bent op de troon, je bent op de aarde. Hoe ver iemand ook reist, daar wacht je hem op. Je bent een puzzel! Je bent uniek in alle kleuren. Je bent een puzzel!

Het midden van de doolhof, de wereld van geur en kleur: elk moment vertoon je je in alle windrichtingen. Je bent zo hartveroverend, zo mooi. De majesteit van je troon, de eer van de aarde, je bent het doel waar de twee werelden naar streven. Mijn ogen heb ik met tranen schoongewassen; geef me nu een beker vol aanschouwing, kom achter de sluier vandaan die voor mijn ogen hangt. Eén moment van gemeenschap, één moment van samenzijn: Naz zwerft van het ene huis naar het andere, van straat naar straat om te roepen: “Eén is Hij, één is Hij, geen metgezellen heeft Hij.” Allah Hu, Allah Hu, Allah Hu, Allah Hu …”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *