Wit privilege: het middelpunt van het feestje

Een open brief aan Han van der Horst over Wit is ook een kleur

Beste Han,

cc foto: mjeckerMet de documentaire Wit is ook een kleur heeft Sunny Bergman weer een steen in de vijver van de Nederlandse identiteit gegooid. Het klotst nog steeds aan de oevers, bijvoorbeeld in de gesprekken van mensen die zich voor het eerst bewust lijken te worden van hun eigen witheid en van de bijbehorende voorrechten. Mij heeft de film onder meer aan het denken gezet over de witheid van mijn vriendenkring, over de keuzes die ik als vader maak en over de criteria die we op school gebruiken om leerlingen te bevorderen of een sanctie op te leggen. Het oppervlak van mijn zelfbeeld deint ook nog na, omdat ik weer eens geconfronteerd ben met het verschil tussen wat ik bewust denk en wat ik onbewust doe.

Bij sommige recensies kreeg ik de indruk dat ze zoveel mogelijk bezwaren op elkaar stapelden, om de pijnlijke lading van de film maar niet tot het volle bewustzijn te laten doordringen. Ze deden me denken aan het verhaal van Freud over een man, die er door zijn buurman van werd beschuldigd dat hij een geleende ketel had teruggebracht met een barst erin. “Toen ik de ketel terugbracht was hij nog helemaal heel,” verdedigde de man zich. “Bovendien zat die barst er al in. Trouwens, wat klets je nou? Ik heb nooit een ketel van jou geleend.”

Dat ik van al die kritieken de jouwe (‘Moet er een einde worden gemaakt aan het ‘feestje der blanken’?) eruit pik, is omdat ik je hoog heb zitten. Je bent een opiniemaker die zelf vaak de vinger op zere plekken in de Nederlandse politiek legt. Ik ken niet veel scherpere critici van het haatzaaien van de PVV en de VVD, van de hypocrisie van de PvdA, van etnisch profileren en het geweld tegen zwarte demonstranten en ga zo maar door. Je bent een eenpersoonsbeweging voor sociale gelijkheid. Maar zou het kunnen dat zelfs jouw geëngageerde kritiek op een bepaalde manier de traumatische kern van Bergmans film buitensluit? En als dat zo is, onderstreept dat dan niet hoe diep ‘wit privilege’ in onze collectieve denkpatronen verweven zit?

Je hebt het herhaaldelijk over Bergmans “verwijtende toon”. Dat heb ik zelf niet zo ervaren, maar wat me wel opvalt is dat haar standpunten een stuk naarder klinken als jij ze in jouw woorden samenvat. Bijvoorbeeld als je stelt dat in haar ogen “alle witte mensen racisten” zijn (het gaat haar bij uitstek om mensen die zoals zijzelf bewust tegen racisme zijn, maar die onbewust met aangeleerde vooroordelen worstelen). Of dat kinderen boven de zeven geleerd zouden hebben om “hun racisme listig te verbergen” (please, ze constateert alleen dat die kids sociaal wenselijke antwoorden geven).

Verder wijs je regelmatig (en naar mijn idee ten onrechte) op wat Bergman niet weet of over het hoofd ziet. Je vindt het “oppervlakkig” van haar “om de maatschappelijke verschillen op deze wereld aan huidskleur te wijten,” maar dat doet ze nergens. “Er zijn behalve huidskleur nog veel meer factoren die tot achterstelling leiden”, vervolg je. Dat is een waarheid als een koe (Bergman heeft het bijvoorbeeld over klasse-privileges in haar recente Van der Leeuw-lezing), maar daar ging de film niet over.

Ze zou zich meer in Michiel de Ruijter moeten verdiepen, vind je, die weinig met slavenhandel te maken had, en ze zou “meer gehoor krijgen voor haar standpunten als zij de term privilege had vervangen door geluk.” Op beide punten valt wat af te dingen (lees bijvoorbeeld Alex van Stipriaan over De Ruijter), maar het effect van je kritiek is dat het niet meer gaat over de mogelijke inzichten die Bergmans benadering oplevert, maar over kennis die ze zou missen.

In eerdere stukken over antiracisten als Quinsy Gario, Gloria Wekker en Sylvana Simons gebeurde iets vergelijkbaars: stuk voor stuk bleken ze inzichten te missen, die jij wel bezat. Vorige week schreef je over de “noodlottige” vergissingen van Simons en hoe ze haar politieke carrière beter zou kunnen aanpakken. Afgelopen zomer was het “niet zo slim” van haar om te beweren dat alle Nederlanders profijt hadden van slavernij. In de discussie over de Armeense kwestie toonde Simons “zich alweer niet van haar sterkste zijde” en bood ze haar tegenstanders “kansen voor open doel”. “Ik reik haar een effectief middel tot verdediging aan”, voegde je eraan toe.

Mitchell Esajas en Jeffrey Afriyie hadden op hun beurt “goede bedoelingen”, maar voerden acties tegen Zwarte Piet die “niet verstandig” waren, in plaats van hun aandacht op “echt racisme” te richten. Het spraakmakende boek White Innocence van Wekker had je van de zomer nog niet gelezen, maar je wist al wel dat ze de publicatie “handiger” had kunnen aanpakken en dat ze “de plank misslaat” over Zwarte Piet.

Een advies aan Gario (‘Hoe tegen Zwarte Piet geprotesteerd had moeten worden’) vond ik wel heel dicht in de buurt van ouderwets paternalisme komen. Je vindt zelf dat Zwarte Piet moet blijven, maar je onderwees Gario over zijn “verkeerde tactiek”, over de Nederlandse cultuur, over “de wijze waarop wij in dit land hebben geleerd lastige problemen te regelen” (zou Gario überhaupt bij dat “wij” kunnen horen?) en over zijn volle verantwoordelijkheid voor “het grote verzet” dat hij ontmoette. Deze openbare les, waarbij elke zin benadrukte dat die “slecht geïnformeerde” activist nog wat te leren had, eindigde met: “Begrijp je wat ik bedoel, Quinsy? Dit heet ‘mensen in hun waarde laten.’” Zo zou ik het zelf niet noemen, geloof ik.

“Witte mensen…ze weten in mijn ervaring vaak nog beter dan ik hoe ik dingen moet interpreteren of hoe ik dingen niet moet opvatten,” zegt een zwarte man in de film. Het aansluitende groepsgesprek maakt dat meteen zichtbaar: op hetzelfde moment dat hij iets over etnisch profileren probeert te zeggen, wordt hij door een witte man tegengesproken. In universitaire discussies over racisme, schrijft Gloria Wekker in haar boek, gaat het ook vaak zo: witte mannen laten als eersten en met veel gewicht hun stem horen, omdat ze een inzicht denken te bezitten dat zwarte mensen missen. Die impliciet geclaimde voorsprong in kennis en inzicht verklaart ze vanuit de angst om de greep te verliezen op een discussie, waarin het ‘witte’ perspectief niet langer het vanzelfsprekende ijkpunt is.

Ongetwijfeld zul jij inzichten kunnen aanreiken die Bergman, Simons, Esajas, Afriyie, Wekker en Gario missen, ook als het over racisme gaat. Maar dat ze alle zes “slecht geïnformeerd” zijn en “de plank misslaan” wil er bij mij niet in. In de eerste plaats hoop ik dat je met me eens bent dat een aantal van hen met de dood is bedreigd omdat ze een collectief trauma op de agenda hebben weten te zetten, niet omdat ze “verkeerde tactieken” zouden hebben gebruikt.

In de tweede plaats lijk je ervan uit te gaan dat je jouw bijdrage aan de discussie levert vanuit een ‘kleurloos’ en ‘onschuldig’ perspectief. Maar draagt jouw kritiek niet onbewust bij tot het beschermen van oude relaties van kennis en macht tegen het nieuwe antiracistische geluid van iemand als Bergman?

Het zou overbodig moeten zijn om het te zeggen, maar ik suggereer natuurlijk niet dat je een racist bent. Na het zien van Wit is ook een kleur zou ik ook niet durven beweren dat ik het er beter van afbreng dan jij. Mijn enige punt is dat als het zo is dat zelfs een sociaal bewogen commentator als jij blinde vlekken heeft op dit onderdeel, vrijwel iedereen wel iets wijzer zal kunnen worden van Bergmans belangrijke film.

 

Dit bericht is ook geplaatst op Joop.nl.

1 thought on “Wit privilege: het middelpunt van het feestje

Laat een reactie achter op Jona Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *