De plassende bedoeïen

Bourzik (l) en Westergaard (r)

Begin mei was Kurt Westergaard in Amsterdam voor het ‘Festival van het vrije woord’. Brahim Bourzik van de Moslimkrant was daar ook, om in discussie te gaan en om een kado aan te bieden aan de bedreigde cartoonist. Volgens de journalist Marcel Hulspas haalde Bourzik bij die gelegenheid een oud verhaal over de profeet Mohammed aan.

Op een dag liep een bedoeïen de moskee binnen waar de Profeet met zijn metgezellen was. Hij liep naar een hoek en ging plassen. Kwaad als de metgezellen waren, liepen ze op de man af en wilden diens hoofd met een zwaard afhakken.

De Profeet stond op en maande de metgezellen te gaan zitten en de man met rust te laten. De Profeet vroeg de man: Wat ben je aan het doen?”

De man: “Ik moet plassen en daarom zocht ik een hoek.”

“Maar dit is een moskee, een godshuis, vertelde de Profeet aan de man.

“In dat geval spijt het mij, “zei de man. En de Profeet liet hem weggaan.

Een hadith waarvan Bourzik al eerder heeft benadrukt wat die voor hem betekent: dat het nergens voor nodig is om ongelovigen te straffen als ze Mohammed of de moskee onteren. “Gelukkig hebben Allah en zijn Profeet ons niet nodig om hen of het geloof te verdedigen. Laat staan in hun naam mensen te vermoorden.”

Je zou kunnen hopen dat het verhaal bijdroeg tot een moment van verzoening, maar dat was in elk geval niet naar de zin van Hulspas, die er op zijn weblog nog eens een plasje overheen doet. “Bourzik hield op dat moment iedereen voor de gek. Wat hij in feite vertelde, was dat elke moslim het recht heeft Westergaard te doden.”

Hoe onderbouwt Hulspas die idiote conclusie? Een hadith is volgens hem een verhaal dat bedoeld is “om moslims duidelijk te maken hoe ze in bepaalde omstandigheden moeten handelen”. Dit verhaal “gaat over hoe te handelen wanneer iemand de moskee (of een andere heilige plaats) grof schendt, ontheiligt.” Ja, deze bedoeïen ging vrijuit omdat hij zijn plas echt niet meer kon ophouden, maar het verhaal maakt volgens Hulspas

óók duidelijk dat als die nood er niet was geweest, wanneer de man net zo goed ergens anders had kunnen pissen, hij niet aan het zwaard zou zijn ontkomen… Bourzik kent ongetwijfeld de betekenis van deze hadieth. En hij weet dat voor de ‘pisser’ Westergaard geldt dat hij die spotprent uiteraard ook niét had kunnen tekenen – met andere woorden dat er geen absolute noodzaak was voor deze daad en dat Westergaard het dus in principe verdient om onthoofd te worden. Voor de goede verstaander is het duidelijk: wat Bourzik betreft heeft elke moslim nog steeds het recht, om niet te zeggen de religieuze plicht, om Westergaard te doden. Ziedaar de betekenis van deze door Bourzik gekozen hadieth. Weet hij dat? Het kan bijna niet anders.

Wat Hulspas hier spuit kun je geen gedachtengang noemen, eerder een troebele stroom van laster, moedwillige verdraaiing en pure onwetendheid. Om te beginnen: een hadith is géén verhaal dat je vertelt hoe je moet handelen. Hadith zijn niets anders dan de in grote verzamelingen vastgelegde islamitische overleveringen over het doen en laten en de uitspraken van Mohammed. Moslims proberen wel al eeuwenlang om uit die verhalen morele en juridische richtlijnen af te leiden. Maar omdat die richtlijnen zelden in het verhaal zelf uitgespeld worden, is er ook al eeuwenlang discussie over wát de moraal dan is. Een discussie die Hulspas straal negeert, omdat die niet in zijn kraam te pas komt.

Ook van deze ene hadith zijn dus allerlei verklaringen in omloop. De leukste uitleg vind ik zelf die van de middeleeuwse wetsgeleerde Al-Haskuri, die er tongue-in-cheek de moraal uit haalde dat je onder omstandigheden best midden in de moskee je behoefte mag doen. Een andere, breder gedragen uitleg is precies in lijn met de manier waarop Bourzik het verhaal gebruikt: “that Muslims must treat the uninformed non-Muslims with kindness” (Hisham Ramadan, Understanding Islamic Law). Omdat Mohammed in een andere versie van het verhaal beveelt om de vloer te boenen, wordt het ook wel uitgelegd als een oproep om de moskee goed schoon te houden. Wat de conclusie van Hulspas betreft, dat moslims altijd de doodstraf moeten toepassen als de moskee bezoedeld is en er geen verzachtende omstandigheden zijn: die heeft hij vermoedelijk zelf verzonnen, puur om Bourzik als een wolf in schaapskleren voor te kunnen stellen.

Op zichzelf verdient een stukje als dit geen aandacht, maar ik vind het typerend voor twee tendensen in onze samenleving. De eerste is dat Nederlandse journalisten en praatprogramma’s vooral oog hebben voor moslims “als ze het beeld van de fundamentalistische, onverdraagzame en bij voorkeur ook nog bloeddorstige moslim bevestigen”, zoals Peter Breedveld het onlangs scherp heeft verwoord. “Andere Marokkanen en Turken mogen slechts aanschuiven als ze op de islam komen pissen, met hun ‘cultuur botsen’ en door hun ‘gemeenschap’ zijn verstoten.” Het verwrongen verhaal van Hulspas laat zien hoe weinig ruimte er tussen die twee uitersten is voor de mogelijkheid dat er gewone moslims in Nederland rondlopen, die níet de uitgesproken of diep verborgen bedoeling hebben om iedereen te onthoofden.

De tweede tendens is dat de islamofobie toeneemt, naar mijn idee niet zozeer omdat mensen merkbaar banger worden, maar vooral omdat negatieve uitspraken over moslims altijd weer aandacht genereren. Misschien zijn er Nederlanders die echt van angst sidderen voor de sharia of oprecht overtuigd zijn van de slechtheid van moslims, maar er zijn er vooral heel veel die gewoon meeplassen met de andere honden in het park. Dat geldt voor de loners die plotseling een hele schare volgers krijgen als ze tegen de islam twitteren, maar ook voor mensen als Hulspas, die dondersgoed weten dat ze meer boeken verkopen als ze een moslim afzeiken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *