Een verhaal met twee Kanten (2)

Lucien Goldmann

Lucien Goldmann

(Vervolg van gisteren) Lucien Goldmann (1913-1970) was een Franse marxist, socioloog en filosoof van Roemeense afkomst. Zijn dissertatie van net na de oorlog is uitgegeven als een inleiding tot Kant, maar het is bepaald geen ‘Kant voor Dummies’. In de eerste plaats omdat het boek al een zekere bekendheid met Kants filosofie veronderstelt. In de tweede plaats omdat Goldmann, zoals hij in zijn voorwoord aangeeft en zoals van een marxist te verwachten valt, de nadruk heeft gelegd “op die aspecten van zijn filosofie die vooruitwezen naar latere ontwikkelingen, in het bijzonder naar de Hegeliaanse dialektiek.” In de derde plaats omdat hij als socioloog Kants ideeën steeds begrijpt tegen de achtergrond van de tijd en de samenleving waarin ze ontstonden.

Goldmann ziet Kant als een vertegenwoordiger van wat hij als marxist het “klassieke burgerlijke denken” noemde en dat ontstond met het vroegmoderne kapitalisme. Deze filosofie kon twee vormen nemen: het continentale rationalisme (Descartes, Spinoza) en het Britse empirisme (Bacon, Hume). Twee denkwijzen die radicaal tegengesteld lijken, maar die in feite hetzelfde beoogden, namelijk om af te rekenen met de theologische luchtkastelen van een feodale tijd en een nieuwe grondslag te leggen voor zekere kennis. Kant verbond die twee denkwijzen in de Kritik der reinen Vernunft met elkaar tot een nieuwe, kritische filosofie. Dat het een Duitser was die die beslissende stap zette, heeft er volgens Goldmann mee te maken dat de Franse en Britse burgers al meer greep op de macht hadden en betrekkelijk tevreden waren, terwijl in de Duitse landen de vooruitgang van het denken in een schrijnende tegenstelling stond tot de ouderwetse feodale realiteit. Tegelijkertijd verklaart die tegenstelling ook de gapende kloof tussen vorm en inhoud in Kants denken. “Het was dus juist in het achterlijke Duitsland dat het Kantiaanse systeem ontstond, een systeem dat de burgerlijke mens in zijn wezen doorgrondde, hem als een ‘onsociaal sociabel’ wezen beschreef, maar dat ook de harmonie en eenheid tot puur formele elementen reduceerde en alle mogelijke conflicten naar het niveau van de inhoud verplaatste.”

Het denken van Descartes, Hume en ook Kant was en bleef individualistisch van instelling: de samenleving wordt in dat denken nooit meer dan een vergaarbak van autonome atomen of monaden. Toch wijzen sommige kenmerken van Kants denken volgens Goldmann vooruit naar een andere voorstelling, één waarin het individu en de gemeenschap elkaar veronderstellen en die Goldmann aanduidt als de totaliteit, een begrip dat hij aan de Hongaarse filosoof Georg Lukács ontleent. Een van de verrassende plaatsen waar hij de gedachte van de totaliteit aantreft is in de Träume eines Geistersehers uit 1766, een vroeg werk dat gehakt maakte van de mysticus Swedenborg. De “gemeenschap van geesten”, de mundus intelligibilis die Kant in dat boek beschrijft als een ideale vorm van bestaande menselijke gemeenschappen, suggereert een vorm waarin de tegenstelling tussen individu en gemeenschap, tussen subject en werkelijkheid is verzoend. Daarmee loopt hij vooruit op Hegels Geist.

Een ander voorbeeld is de probleemstelling van de Kritik der reinen Vernunft: hoe zijn synthetische oordelen a priori mogelijk? Goldmann legt uit dat dat in feite de vraag is die Descartes, Leibniz, Hume en alle grote klassieke filosofen dreef – het verschil zit hem alleen in Kants briljante formulering. Maar ook hier, in deze beroemde vraag,  ligt weer een sociale laag verborgen: wat is het dat in elke menselijke gemeenschap de leden a priori met elkaar verbindt? “Hoe kan het dat geïsoleerde en onafhankelijke mensen, die zich niets van elkaar aantrekken en die hun eigen verstand als de enige rechter en het enige gerechtshof beschouwen, elkaar niet alleen begrijpen, maar elkaar noodzakelijkerwijs begrijpen?”

Als Goldmanns interpretatie klopt, is niet alleen ‘gemeenschap’  een verwaarloosd sleutelbegrip in Kants filosofie, maar ook ‘geschiedenis’. “Waar de klassieke filosofen, uitgaand van het individu, zich vooral bezighielden met epistemologie (rationalistisch of empiristisch) en ethiek (stoïcijns of epicuristisch) en christelijke denkers, uitgaande van God, hun systeem op theologie hadden gebouwd, schiep Kant voor het eerst de mogelijkheid van een filosofie die gebaseerd was op het idee van gemeenschap en de menselijke persoon, dat wil zeggen: op de filosofie van de geschiedenis. Juist in die richting heeft het filosofische denken zich verder ontwikkeld bij de drie belangrijkste denkers sinds Kant: Hegel, Marx en Georg Lukács.” Alles bij elkaar een studie die bijna zestig jaar na verschijnen en na de déconfiture van het communisme achterhaald zou moeten zijn, maar die in feite niets aan actualiteit heeft verloren en me Kant met andere ogen heeft leren zien.

1 thought on “Een verhaal met twee Kanten (2)

  1. Pingback: Een verhaal met twee Kanten (1) | Joris Verheijen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *