Tagarchief: racisme

Hoe heet Othello? Over het racisme van Shakespeare

Op het eerste gezicht lijkt het een anticlimax, wat het Nationale Theater deze maand doet: Othello spelen zonder de gewelddadige ontknoping. Zoiets als een western zonder shootout of een romantische komedie waarin Hugh Grant single blijft. ‘Othello vermoordt zijn vrouw’, zeggen ze aan het slot met z’n allen, maar er gebeurt helemaal niks. Hij voegt de daad niet bij hun woorden. Het werkt, omdat wat ze uitspreken ineens geen tragisch noodlot meer is, maar ontmaskerd wordt als een witte fantasie, een verzinsel over een primitieve zwarte boeman die zich weer eens laat meeslepen door zijn driften.

Door het veranderde slot en ook door te kiezen voor een zwarte hoofdrolspeler, in plaats van een zwartgeschminkte witte, maakt regisseur Daria Bukvić het racisme in Othello’s omgeving zichtbaar. Haar bewerking, geïnspireerd door het boek Hallo witte mensen van Anousha Nzume, is door bijna alle recensenten geprezen. Zelf ben ik er ook door aan het denken gezet, onder andere over een kwestie die de makers en de recensenten niet direct aan de orde stellen: hoe staat het met het racisme van Shakespeare zelf? Schetste hij de negatieve stereotypen van zijn tijdgenoten of waren het zijn eigen vooroordelen? Een lastige vraag, die de meeste handboeken en studiegidsen overslaan. In de afgelopen tien jaar heb ik zelf talloze cursussen, colleges, trainingen en lessenreeksen rondom de grote bard gegeven, maar ik kan me niet herinneren dat het daar ooit over ging.

Asterix en de precariërs

Van Asterix kan links leren dat de groei van het precariaat en toenemend racisme met elkaar samenhangen, dat de keuze tussen economie of identiteit een valse keuze is en dat normale mensen rare jongens zijn

Zijn dat slaven?’ vraagt Asterix, als hij naar de roeiers wijst. ‘Nee! Compagnons!’ antwoordt de Phoenicische koopman Verramsj met een grijns. ‘Ik heb de vennootschap opgericht en zij hebben het contract niet goed gelezen. Nu ben ik president-directeur-generaal.’ In een later album komen de Galliërs de koopman en zijn roeiers weer tegen en hoewel ze nieuwe titels dragen, zijn de arbeidsverhoudingen en de grijns hetzelfde gebleven. ‘Ik heb nu een reisbureau opgericht, gespecialiseerd in zeereizen,’ legt Verramsj uit. ‘Zij zijn het A.U.B.  – algemeen uitvoerend bestuur – en ik ben O.K. – organiserend kapitein.’ Weer later zijn de roeiers ‘allemaal prijswinnaars van een wedstrijd die ik georganiseerd heb en ze hebben allemaal een zeereis gewonnen, exclusief de kosten.’

Dat Goscinny en Uderzo met Obelix & Co. de grondigste analyse van het kapitalisme hebben geleverd sinds Marx en Engels is algemeen bekend, maar de flexibiliseringstaal van deze koopman is vandaag misschien nog wel actueler. Niet voor niets heet hij in de Engelse Asterix-vertalingen Ekonomikrisis.

De waarheid over Dokkum moest in het midden liggen

Maandag verklaarde burgemeester Waanders dat alleen de tegenstanders van Zwarte Piet, georganiseerd in de stichting Nederland Wordt Beter, hadden aangegeven bij de intocht van Sinterklaas in Dokkum te willen demonstreren. De voorstanders hebben “geen demonstratie of andere vorm van betoging aangemeld”, maar hebben de tegenstanders klemgereden op de A7 om de doortocht naar Dokkum te verhinderen.

Toen de bussen met tegenstanders verder reden, kreeg de politie aanwijzingen dat er nieuwe, wilde blokkades dreigden. Bovendien kreeg ze “berichten dat zich in de binnenstad van Dokkum al reeds mensen bevonden die de confrontatie zouden zoeken met de mensen van ‘Stichting Nederland wordt beter’. Hierbij werd ook melding gemaakt van mensen die onderweg zouden zijn met zwaar vuurwerk.” Het is duidelijk dat de laatste zin betrekking heeft op de genoemde berichten over herrieschoppende pro-Pieters. De politie rekende de mensen met zwaar vuurwerk dus ook tot de voorstanders van zwarte Piet.

Wit privilege: het middelpunt van het feestje

Een open brief aan Han van der Horst over Wit is ook een kleur

Beste Han,

cc foto: mjeckerMet de documentaire Wit is ook een kleur heeft Sunny Bergman weer een steen in de vijver van de Nederlandse identiteit gegooid. Het klotst nog steeds aan de oevers, bijvoorbeeld in de gesprekken van mensen die zich voor het eerst bewust lijken te worden van hun eigen witheid en van de bijbehorende voorrechten. Mij heeft de film onder meer aan het denken gezet over de witheid van mijn vriendenkring, over de keuzes die ik als vader maak en over de criteria die we op school gebruiken om leerlingen te bevorderen of een sanctie op te leggen. Het oppervlak van mijn zelfbeeld deint ook nog na, omdat ik weer eens geconfronteerd ben met het verschil tussen wat ik bewust denk en wat ik onbewust doe.

Bij sommige recensies kreeg ik de indruk dat ze zoveel mogelijk bezwaren op elkaar stapelden, om de pijnlijke lading van de film maar niet tot het volle bewustzijn te laten doordringen. Ze deden me denken aan het verhaal van Freud over een man, die er door zijn buurman van werd beschuldigd dat hij een geleende ketel had teruggebracht met een barst erin. “Toen ik de ketel terugbracht was hij nog helemaal heel,” verdedigde de man zich. “Bovendien zat die barst er al in. Trouwens, wat klets je nou? Ik heb nooit een ketel van jou geleend.”