
Het beeld van Spes achter het huis van Wilhelm von Humboldt in Tegel, Bertel Thorvaldsen, ca. 1817
Net als een klassieke tempel is het kasteel van Wilhelm von Humboldt kasteel bedoeld als een plaats van transformatie, waarbij het werkelijke een symbool wordt van het hogere. Daarbij is er geen verschil tussen zijn kunstfilosofie en zijn Bildungsfilosofie. “Zichzelf zo tot een symbool van het universum te herscheppen, dat zou de hoogste opgave van de mensheid zijn”: het is een gedachte die “sinds langere tijd mijn lievelingsidee is en voor mij de sleutel van al wat bestaat”.
Het ging Humboldt om de
betrokkenheid op een bovenaardse wereld, die elk naar de aard van zijn geest op een zinnelijke of meer vergeestelijkte wijze, letterlijk of symbolisch kon beschouwen.
Een gezicht op de eeuwigheid: nergens kwam dat duidelijker tot uitdrukking dan in het beeld van Spes, de Romeinse godin van de hoop, op een ionische zuil boven het familiegrafveld achter het huis.
Behalve een tempel en een museum was slot Tegel ook een kasteel. Dat is te zien aan de vier merkwaardige, geprononceerde hoektorens, die Schinkel toevoegde. Zulke torens passen slecht bij het Pruisische classicisme: ze doen eerder denken aan middeleeuwse burchten.
Een mogelijke verklaring voor die torens is te vinden in de laatste brief die Goethe schreef op 17 maart 1832, vijf dagen voor zijn dood. Tegenover Humboldt beklaagde Goethe zich over de chaotische tijden waarin ze leefden en stelde hij dat een gebildete mens zich alleen op zichzelf kon terugtrekken, “zoals u, waarde vriend, dat bewerkstelligt op uw burcht.” Het slot gold dus, in elk geval voor Goethe, als een versterkte vesting, waarbinnen een bewoner veilig was voor de verwarring uit de snel veranderende buitenwereld.
Wat was die verwarring? In culturele zin maakten Goethe en Humboldt zich zorgen om de verbreiding van de romantiek. In sociale en politieke zin ging het om het verval van de standensamenleving, waarmee de legitimatie van de adel en het bestaansrecht van een landgoed als Tegel zelf op de tocht kwamen te staan.
Net als het familieslot behield ook Humboldts Bildungsfilosofie aristocratische trekken. De beroemde historicus Rudolf Haym heeft opgemerkt dat Humboldts hoogste wet, “vorm jezelf” (bilde Dich selbst), in zijn tijd alleen door een edelman kon worden geformuleerd, simpelweg omdat zo’n levensdoel voor iemand met een lage sociale status niet was weggelegd. “Deze morele wet was inderdaad zeer aristocratisch, of beter gezegd, zeer timocratisch”, in de zin dat die enige welstand veronderstelde. Met de classicistische makeover van zijn familieslot liep Humboldt vooruit op de vervanging van de oude aristocratie door een nieuwe, geestelijke adel, een Geistesaristokratie. Een ideale sociale orde was er voor Humboldt een waarin de mate van Bildung de sociale positie bepaalde. Dat was een verworvenheid van de moderne samenleving, waarin de slavernij was afgeschaft en waarin het noodzakelijke fysieke werk “van de schouders van de slaven bij ons was overgebracht op de schouders van het volk”. Dat wil zeggen: er was nog steeds een sociale kloof, maar die was door de veranderde verhoudingen gelegitimeerd: het lagere volk, dat voor de elite het fysieke werk opknapte, was nu eenmaal het minst gebildet.
Het probleem met die redenering is het probleem met het meritocratische onderwijsideaal, zoals het tegenwoordig bekend staat: als de armere klasse moet afzien van hogere Bildung, en als het verschil in Bildung sociale ongelijkheid legitimeert, dan resulteert het onderwijs in de zelfreproductie van de heersende elite. De middeleeuwse torentjes van het classicistische slot Tegel illustreren dus in zekere zin hoe het negentiende-eeuwse Duitse Bildungsbürgertum zich op dezelfde manier boven het gewone volk bleef verheffen als de oude adel dat eeuwenlang had gedaan.
Dat is ook te zien in een panoramisch schilderij dat Karl Friedrich Schinkel maakte toen hij in 1825 klaar was met de verbouwing van Tegel. Het heet “Blick in Griechenlands Blüte” en uniek is dat het geen ruïnes toont, maar een tempel in aanbouw tegen de achtergrond van een klassieke stad: Pruisen als het “nieuwe Athene”, waar Schinkel zelf hard aan mee bouwde. Alleen bewaart ook die ideale stad het sociale verschil tussen de bouwvakkers in het midden, ongekleed en in de volle zon, en de beeldhouwer en de architect rechts, die hun hogere, geestelijke werk onder de beschutting van een velum doen.
Dit bericht is een bewerking van een deel van hoofdstuk 8 uit mijn net verschenen boek, Revolutie in de schoolgang. Radicaal-romantische Bildung in en buiten het onderwijs tussen 1789 en nu. Het bericht is ook gepost op Mainzerbeobachter.com.