Het Humboldtmuseum of de uitvinding van de meritocratie (1)

Tegel, het kasteel van Wilhelm van Humboldt, litho door Alexander Duncker

Tussen 1820 en 1824 liet Wilhelm von Humboldt zijn familieslot in Tegel verbouwen tot een klassieke tempel en het eerste oudheidkundige museum. Je kunt zowel met stenen als met woorden bouwen, schreef hij in een sonnet, en meer nog dan zijn teksten illustreert het gebouw zijn ideaal van klassieke Bildung (“zelfvorming”, maar ook “hogere cultuur”).

De verantwoordelijke architect was Karl Friedrich Schinkel (1781-1841), bekend van imposante Berlijnse gebouwen met lange rijen zuilen: de Neue Wache op Unter den Linden (1818), het Schauspielhaus (1819-1821) en het Altes Museum (1825-1830). Schinkel was bezig om de hele stad te veranderen in een “Athene aan de Spree” en was de aangewezen man om ook Humboldts huis een classicistische makeover te geven.

Met een toren der winden, waar net als bij het origineel in Athene de geest van Griekse goden omheen waaide, en met grote beelden van mythologische figuren aan de tuinzijde, kreeg de buitenkant van het kasteel een meer klassiek karakter. De grootste veranderingen vonden echter plaats in het interieur. Dat is meteen achter de ingang te zien aan de vestibulum, die met zijn antieke reliëfs en zijn Dorische zuilen herinnert aan de voorhof van een tempel. Schinkel en Humboldt legden de nadruk op de entree als de weg naar een klassiek ideaal, als een inwijding in een hogere wereld en een persoonlijke Bildungsweg.

Die indruk van de ingang als een inwijding en zuivering wordt versterkt door de antieke put, die achter de voordeur staat “Het is toch aardig, als men thuis ontvangen wordt door de grote goden,” schreef Humboldt aan zijn vrouw Caroline. “Ach! het zijn toch de enige ideeën en beelden, waarin stil en groots geleefd wordt.”

Vestibule in slot Tegel (Schinkel)

Net als bij de trap die Goethe ontwierp voor zijn huis in Weimar (1792), was de weg naar boven een geestelijke verheffing naar de hoogste volmaaktheid, symbolisch uitgebeeld door het met sterren versierde plafond van het trappenhuis. Die weg leidde naar de bovenkamers, waar het gezin woonde en waar klassieke beelden werden afgewisseld met moderne, classicistische beelden en reliëfs van Humboldt, van zijn vrouw als een klassieke matrone en van zijn andere gezinsleden: het hoogtepunt was een levensechte beeltenis in marmer van Humboldts dochter Adelheid, maar voorgesteld als de mythische Psyche. Haar handen spelen met een vlinder, omdat het Oudgriekse woord psyche ook “vlinder” betekende.

Adelheid von Humboldt als Psyche, door Christian Daniel Rauch (ca. 1810; op de achtergrond de busten van Alexander (links) en Wilhelm (rechts) von Humboldt

Tussen die woonkamers lag de “Antikensaal”, het nieuwe hart van het gebouw, door Schinkel ontworpen als de ideale museumzaal voor de meest indrukwekkende antieke beelden die Humboldt bezat. Als museum zou het huis de nagedachtenis van de familie verzekeren, “omdat verder niemand in de omgeving een  museum bezit”. Tot de opening van het Altes Museum in 1830, waar Humboldt en Schinkel allebei bij betrokken waren, was Tegel het enige oudheidkundige museum in Pruisen. Humboldt mijmerde erover dat Tegel met zijn kunstschatten in een verre toekomst net zo’n waardevolle archeologische vindplaats zou kunnen zijn als Rome.

Amusant is het toch altijd, dat men over duizend jaar in Tegel net als in Rome Griekse torso’s kan vinden, en ze kunnen niet eerder fatsoenlijk onder de aarde belanden dan als wij ze hier op de aarde zetten.

In een kort voor zijn dood geschreven, weemoedig sonnet aan zijn eigen huis stelde hij zich voor dat zijn geest, die erin was uitgedrukt, er na zijn dood zou kunnen voortleven:

Ik min u, mijner woning stille muren,
en heb u met liefde opgebouwd;
als men ’s mans geest in zijn huis aanschouwt,
dan zal ik na mijn dood in u voortduren.

Wat maakt dat Tegel niet alleen een museum, maar ook een tempel is, is de manier waarop klassieke goden en helden vermengd zijn met voorstellingen van Humboldts eigen gezinsleden. In de bovenste kamers is er geen scherpe grens meer tussen individuele, sterfelijke mensen en tijdloze ideeën. In de kunst als symbool vallen het zinnelijke en het bovenzinnelijke samen.

Als Adelheid niet alleen Adelheid is, maar ook Psyche, dan heeft het eeuwige zich in het tijdelijke gemanifesteerd. Dat is het hoogste wat een kunstenaar met een stuk marmer kan bereiken, maar ook wat een mens met zijn eigen Bildung nastreeft: “de werkelijkheid, zo zuiver en zo trouw als mogelijk, tot symbool van de oneindigheid te maken”. Elke avond las Wilhelm van Humboldt voor uit een Griekse auteur en vertaalde ter plekke wat hij voorlas. Een bezoeker merkte op dat men in Tegel te midden van de Griekse literatuur leefde en bewoog.

Dit bericht is een bewerking van een deel van hoofdstuk 8 uit mijn net verschenen boek, Revolutie in de schoolgang. Radicaal-romantische Bildung in en buiten het onderwijs tussen 1789 en nu. Het bericht is ook gepost op Mainzerbeobachter.com.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

* Copy This Password *

* Type Or Paste Password Here *